ECLI:NL:RBAMS:2022:3182

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
21/4605
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende parkeerbelasting. Eiseres, een inwoner van Amsterdam, had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, die op 5 augustus 2021 een naheffingsaanslag had opgelegd. Eiseres had op 15 mei 2021 geparkeerd zonder voldoende parkeergeld te betalen. Na het indienen van het beroep heeft de heffingsambtenaar op 7 maart 2022 medegedeeld dat de naheffingsaanslag niet meer werd gehandhaafd. Eiseres trok daarop haar beroep in op 2 mei 2022 en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar tegemoet was gekomen. De rechtbank heeft vervolgens de proceskosten voor het indienen van het beroepschrift en het bezwaar vastgesteld op € 920,50, maar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend voor het bijwonen van de zitting. Dit omdat eiseres tijdig had aangegeven het beroep in te trekken en de rechtbank had gecommuniceerd dat de zitting niet doorging. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiseres, die professioneel was, op de hoogte had moeten zijn van de gevolgen van de intrekking van het beroep.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4605

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: C.D.H. Helder).

Procesverloop

De rechtbank heeft op 9 september 2021 een beroepschrift ontvangen dat is gericht tegen verweerders uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2021 (de bestreden uitspraak).
Op 2 mei 2022 heeft eiseres het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Aan eiseres is een naheffingsaanslag opgelegd, omdat zij op 15 mei 2021 ter hoogte van de [adres] geparkeerd stond terwijl zij geen of te weinig parkeergeld heeft betaald. Met de bestreden uitspraak heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Hangende beroep heeft verweerder met de brief van 7 maart 2022 medegedeeld de bestreden uitspraak niet meer te handhaven en de naheffingsaanslag te vernietigen. De rechtbank heeft vervolgens met de brief van 5 april 2022 de gemachtigde van eiseres verzocht om binnen twee weken te kennen te geven of het beroep wordt ingetrokken of wordt gehandhaafd.
3. De gemachtigde van eiseres heeft met de brief gedateerd 2 mei 2022 verklaard het beroep in te trekken en verzocht om met toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder te veroordelen in de proceskosten voor bezwaar en beroep met een wegingsfactor licht (0,5). Daarbij heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven de uitspraak graag zo spoedig mogelijk tegemoet te zien. De rechtbank heeft op 6 mei 2022 per gewone post de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat de intrekking is ontvangen en dat de zitting van 11 mei 2022 niet doorgaat.
4. De gemachtigde van eiseres is echter op zitting verschenen. Daar heeft hij verklaard dat hij geen kennisgeving van de rechtbank heeft ontvangen dat de zitting niet doorgaat. Hij verzoekt de rechtbank dan ook om een proceskostenvergoeding voor het bijwonen van de zitting. Volgens de gemachtigde van eiseres heeft hij zich moeten voorbereiden op de behandeling van het beroep.
5. De rechtbank stelt voorop dat eiseres met de brief van 2 mei 2022 te kennen heeft gegeven dat zij haar beroep intrekt. De rechtbank dient zich dan ook enkel nog te buigen over de vraag of eiseres in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken, omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden.
7. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en voor het indienen van een beroepschrift. De rechtbank zal hiervoor - zoals door eiseres ook is verzocht in de brief van 2 mei 2022 - de wegingsfactor licht (0,5) toepassen.
8. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om verweerder ook te veroordelen in de proceskosten van eiseres voor het bijwonen van de zitting en overweegt als volgt. Verweerder heeft ruim voor de zitting (meer dan twee maanden voor de zitting) aan eiseres te kennen gegeven de bestreden uitspraak niet te handhaven. De rechtbank heeft dit, met enige vertraging, aan de gemachtigde van eiseres toegezonden op 5 april 2022. Dat is ruim een maand voor de zitting. Daarbij heeft de rechtbank eiseres verzocht om binnen twee weken aan te geven of zij het beroep wil handhaven of intrekken. Eiseres heeft pas op 2 mei 2022 medegedeeld het beroep in te trekken. De rechtbank heeft op 6 mei 2022 de gemachtigde van eiseres per gewone post op de hoogte gesteld dat de zitting van 11 mei 2022 niet zou doorgaan. Vanwege het intrekken van het beroep vlak voor zitting heeft eiseres echter het risico gelopen dat deze brief haar niet tijdig meer zou bereiken. Verder neemt de rechtbank in overweging dat de gemachtigde van eiseres een professioneel gemachtigde is en dat hem dan ook bekend zou moeten zijn dat het intrekken van een beroep tot gevolg heeft dat de zitting geen doorgang vindt. Dit blijkt volgens de rechtbank ook uit het feit dat de gemachtigde van eiseres in zijn brief van 2 mei 2022 heeft vermeld een uitspraak tegemoet te zien. Ook neemt de rechtbank in overweging dat de gemachtigde van eiseres reeds ter plaatse aanwezig was in verband met de behandeling van andere zaken op de zitting van die dag en zodoende niet enkel voor deze zaak heeft hoeven reizen. De enkele stelling van de gemachtigde van eiseres dat hij zich voor deze zaak heeft moeten voorbereiden, heeft hij desgevraagd op zitting ook niet nader onderbouwd.
9. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 920,50 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op een hoorzitting met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 0,5, en daarnaast 1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 0,5).
10. Ook dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.