ECLI:NL:RBAMS:2022:3911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5200
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had op 15 januari 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd op basis van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd echter afgewezen door verweerder op 10 maart 2021, omdat eiser niet voldoende had meegewerkt aan het onderzoek naar zijn verblijfsadressen. Eiser was slechts één keer aangetroffen op de opgegeven locaties, terwijl hij tijdens andere controles niet aanwezig was. Dit leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.

Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de medewerkingsverplichting van eiser niet was nageleefd, waardoor de afwijzing van de aanvraag terecht was. Echter, de rechtbank constateerde ook dat eiser ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase, wat een schending van de hoorplicht betekende. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.518,-.

De uitspraak benadrukt het belang van de medewerkingsverplichting voor aanvragers van bijstandsuitkeringen en de noodzaak voor bestuursorganen om de hoorplicht te respecteren in bezwaarprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om toekenning van een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 28 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 15 januari 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd. Op het formulier “Inlichtingen en opgave verblijflocatie(s) dak- en thuisloze” van 15 januari 2021 heeft eiser ingevuld dat hij drie nachten per week van circa 1:00 uur tot circa 7:00 uur verblijft op het adres [adres 1] en vier nachten per week van circa 2:00 uur tot 7:00 uur op het adres [adres 2] .
2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft de afdeling Controle van Handhaving Werk en Inkomen een onderzoek gedaan naar de juistheid van de door eiser verstrekte gegevens met betrekking tot zijn feitelijke woonadres en woonsituatie. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van bevindingen aanvraag Bijzondere Doelgroepen, met afsluitdatum 3 maart 2021. Eiser is enkel tijdens het locatiebezoek op 23 februari 2021 in een bootje aan de Tienhovengracht aangetroffen. Tijdens de overige locatiebezoeken op
24 februari 2021 en 2 maart 2021 is eiser niet aangetroffen. De handhavingsspecialisten hebben eiser op 24 februari 2021 en 2 maart 2021 gebeld op zijn mobiele telefoon, omdat zij de jachthaven op de opgegeven locatie [adres 1] niet mochten betreden, maar eiser nam beide keren niet op.
3. Met het primaire besluit - dat verweerder in bezwaar heeft gehandhaafd - heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat eiser niet genoeg heeft meegewerkt om bijstand te krijgen. Verweerder heeft meerdere keren getracht om eiser te bezoeken op de door hem opgegeven verblijfslocaties. Eiser is slechts een keer aangetroffen. Verweerder kan daardoor niet vaststellen of eiser recht op bijstand en een briefadres heeft of dat eiser behoort tot de bijzondere doelgroepen.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daarom beroep bij de rechtbank ingesteld. Eiser voert met name aan dat het onderzoek naar zijn verblijflocaties onzorgvuldig is geweest. Op de beroepsgronden zal de rechtbank hierna ingaan.
Beoordeling door de rechtbank
5. De periode waarover de rechtbank oordeelt loopt vanaf de aanvraag tot het primaire besluit, in dit geval van 15 januari 2021 tot en met 10 maart 2021.
6. De rechtbank overweegt dat een aanvrager om een bijstandsuitkering in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken waaruit diens recht op de uitkering blijkt. De aanvrager dient daarbij de nodige duidelijkheid te verschaffen, onder meer over zijn woon- en verblijfplaats. Ook van iemand die stelt dak- of thuisloos te zijn, kan worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Vervolgens is het aan het bijstandsverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
7. Voor het vaststellen of een betrokkene behoort tot de bijzondere doelgroep van dak- en thuislozen, en of Amsterdam de aangewezen centrumgemeente is, gebruikt verweerder een formulier “Inlichtingen en opgave verblijfslocatie(s) dak- en thuisloze” (hierna: het formulier). Op het formulier dient de aanvrager te vermelden waar hij vanaf de datum van aanvraag verblijft of zal verblijven. Op dit formulier dient de aanvrager per opgegeven adres tevens de eventuele tijdstippen van aankomst en vertrek te vermelden en het aantal nachten dat hij gemiddeld per week verblijft op dit adres. Iedere wijziging dient te worden doorgegeven. Bij de invulling en ondertekening van het opgaveformulier wordt een en ander standaard met de aanvrager besproken en aangegeven dat deze werkwijze noodzakelijk is uit een oogpunt van efficiënte controle. Naar vaste rechtspraak [1] is deze werkwijze niet onredelijk.
8. De handhavingsspecialisten hebben op basis van het door eiser ingediende en ondertekende formulier van 15 januari 2021 locatiebezoeken afgelegd op de locaties waar eiser volgens zijn opgave verblijft. Eiser heeft na 15 januari 2021 niet aangegeven dat er zich een wijziging heeft voorgedaan in de opgegeven verblijfslocaties of de tijdstippen waarop hij op de locaties verblijft. Dat eiser op verzoek van verweerder het aantal opgegeven locaties heeft beperkt om controle mogelijk te maken, maakt niet dat eiser niet aan zijn opgave kan worden gehouden. Het is immers zijn keuze en verantwoordelijkheid om een opgave te doen van zijn feitelijke verblijfplaatsen en tijdstippen van aanwezigheid aldaar. De rechtbank acht ook de tijdspanne tussen de opgave van de verblijfslocaties en de door de handhavingsspecialisten uitgevoerde controles niet zo lang dat verweerder niet meer van de opgave van eiser mocht uitgaan.
9. Uit de locatiebezoeken blijkt dat eiser slechts één keer is aangetroffen en tijdens de overige controles niet. Dat de handhavingsspecialisten eiser niet hebben gezocht op zijn verblijflocatie in de jachthaven, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De handhavingsspecialisten hebben eiser gebeld tijdens hun bezoeken omdat zij de jachthaven niet mochten betreden omdat het privéterrein is. Hoewel de telefoon overging, heeft eiser de telefoon beide keren niet opgenomen. De omstandigheid dat de telefoon overging en vervolgens op de voicemail sprong, duidt erop dat de telefoon van eiser was opgeladen, zodat niet valt in te zien waarom hij niet heeft opgenomen en heeft aangegeven waar hij op dat moment verbleef. Dat eiser - zoals hij heeft aangevoerd - niet in bezit is gesteld van een telefoonnummer of e-mailadres waarmee hij verweerder buiten kantooruren kon bereiken om zijn verblijflocatie door te geven, maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
10. Omdat eiser slechts één keer is aangetroffen op een door hem opgegeven locatie en tijdens de andere locatiebezoeken niet, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende medewerkingsverplichting, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen. De omstandigheid dat aan eiser op een later tijdstip - na de periode in geding - wel een bijstandsuitkering is toegekend maakt dat voor deze procedure niet anders.
11. Dit laat onverlet dat de rechtbank met eiser en verweerder constateert dat eiser in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank echter tevens van oordeel dat de rechtsgevolgen van het besluit op grond van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, in stand kunnen blijven. De aanvraag is terecht afgewezen.
12. Er bestaat geen aanleiding om verweerder op te dragen om aan eiser het griffierecht te vergoeden, omdat eiser in de procedure is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Duinen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2560.