ECLI:NL:RBAMS:2022:4150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1633
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in WOZ-zaak

In deze zaak heeft eiser op 4 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de heffingsambtenaar van de gemeente Heemstede. De rechtbank Amsterdam heeft op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser stelde dat hij voor het belastingjaar 2021 geen beschikking had ontvangen zoals vereist door de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Eiser had verweerder in gebreke gesteld met een brief van 3 februari 2022. De rechtbank overwoog dat de beslistermijn die voortvloeit uit artikel 24, eerste lid van de WOZ geen afdwingbaar karakter heeft en dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een fictieve weigering. De rechtbank verklaarde het beroep om deze reden kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank adviseerde eiser om, indien nodig, een verzoek in te dienen bij verweerder om alsnog een WOZ-beschikking te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1633

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

( [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Heemstede, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 4 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift en de stukken ingediend.
Eiser heeft gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiser stelt dat hij voor het belastingjaar 2021 geen beschikking heeft ontvangen zoals bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ). Met de brief van 3 februari 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
4. Op grond van artikel 22, eerste lid, van de WOZ stelt de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak vast bij een bezwaar vatbare beschikking. In artikel 24, eerste lid, van de WOZ is bepaald dat de beschikking wordt vastgesteld binnen acht weken na het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde geldt. De genoemde termijn is een instructienorm die uitsluitend gericht is tot de gemeente. Het niet voldoen aan de in artikel 24, eerste lid, van de WOZ gestelde termijn voor het vaststellen van de beschikking brengt geen rechtsgevolgen voor wat betreft de geldigheid van de beschikking met zich mee. [3] Dit betekent dat de genoemde beslistermijn niet een afdwingbaar karakter heeft. Verder is de dwangsomregeling niet van toepassing. [4]
5. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 3 februari 2022 prematuur is. Omdat de ingebrekestelling prematuur is, is niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een fictieve weigering.
6. Het beroep is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling of een schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn is geen aanleiding.
8. De rechtbank overweegt ten overvloede dat eiser, naar het de rechtbank voorkomt, na het verstrijken van de in artikel 24, eerste lid, van de WOZ genoemde termijn verweerder op grond van artikel 28, eerste lid, van de WOZ kan verzoeken om een WOZ-beschikking te nemen. Eiser kan, voor zover hij dit al niet heeft gedaan, een dergelijke aanvraag alsnog bij verweerder indienen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Zie de uitspraak van 28 juli 2011van Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR468, r.o. 5.1.
4.Zie de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2113,