4.1Vaststellingen vooraf
Uit verschillende onderzoeken op het lichaam van [slachtoffer] is naar voren gekomen dat sprake was van ernstig schedel- en hersenletsel, welk letsel uiteindelijk tot de dood heeft geleid. Daarnaast zijn er verspreid over het lichaam diverse letsels aangetroffen bestaande uit fracturen, kneuzingen, bloeduitstortingen, schaafplekken en ontvellingen. Het aangetroffen letsel past volgens de onderzoekers bij meervoudige en tenminste deels hevige krachtsinwerking (stomp-botsende geweldsinwerking). Over de exacte oorzaak van het letsel kon echter geen uitspraak worden gedaan.
[slachtoffer] is gevonden in de rietkraag van de Sloterplas (hierna: de vindplaats). Dit betreft een brede groene strook, evenwijdig aan het Christoffel Plantijnpad. Deze strook is afgescheiden van het Christoffel Plantijnpad door dichte bosschages. De vindplaats is door de bosschages niet te zien vanaf het pad.
Nabij de vindplaats zijn in het water twee krukken gevonden. Van één kruk was het handvat afgebroken. Deze lag in de rietkraag. In de bosschages, enkele meters verderop, is een neergehaalde tent aangetroffen. Naast de neergehaalde tent, had een tweede tent gestaan. Dit bleek uit het geplette gras en de aangetroffen tentonderdelen. Rondom de plek waar de tenten hadden gestaan (hierna: de kampeerplaats), lagen kledingstukken en etens- en drinkwaren. Enkele meters verderop was een open ruimte met een zogenaamde vuurplaats (hierna: de barbecueplaats). Ook daar lagen etens- en drinkwaren.
De politie heeft alle spullen die zich op en rondom de vind-, kampeer- en barbecueplaats bevonden in beslag genomen voor nader onderzoek. Bij deze spullen zat een leeg blikje Hyski bier, waarop DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen. Daarnaast is er DNA van verdachte aangetroffen op een leeg blikje Heineken bier en dekens uit de neergehaalde tent. Ook is er in de neergehaalde tent een bewijs van invrijheidstelling gevonden op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd 14 augustus 2020 en getekend door de directeur van JC Zaanstad. Verder zijn er twee houten, grotendeelse verbrande stronken aangetroffen, één op de kampeerplaats en de ander op de barbecueplaats. Uit onderzoek is gebleken dat deze stronken eerder één geheel vormden. Op één van de stronken is het DNA van [slachtoffer] aangetroffen. Uit onderzoek kon echter niet worden opgemaakt of het ging om bloed, of ander biologisch celmateriaal (zoals bijv. speeksel of huidvezels). Op de andere stronk is DNA van verdachte en van een andere (onbekend gebleven) persoon aangetroffen. Op de overige spullen zijn geen DNA-sporen aangetroffen.
Op de hals van [slachtoffer] zijn houtskoolresten aangetroffen. Uit onderzoek van het NFI van 9 juni 2022 is gebleken dat deze houtskoolresten dezelfde microscopische kenmerken bevatten als die in het houtskool op de stronk, waarop het DNA van [slachtoffer] is aangetroffen.
De politie heeft verschillende camerabeelden bekeken van de omgeving van de Sloterplas, het Sierplein en de Dam. Op deze beelden is [slachtoffer] voor het laatst te zien op 23 augustus 2020 rond 14:50 uur bij het Esso benzinestation ter hoogte van de Tourniairestraat. Op deze beelden is te zien dat hij op krukken loopt. Verder is te zien dat hij in gezelschap is van verdachte, [medeverdachte 1] en [naam 1] . Verdachte, [medeverdachte 1] en [naam 1] zijn op 23 augustus 2020 voor het laatst om 20.32 uur te zien op de camerabeelden van het Esso benzinestation.
Op 24 augustus 2020 rond 9:12 uur is [naam 1] voor het eerst weer op beelden te zien als hij op de Hemsterhuisstraat loopt. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn voor het eerst te zien rond 13.23 uur onder het viaduct van de Cornelis Lelylaan. Zij lopen daar dan samen met [naam 2] . Op deze beelden is te zien dat verdachte en [medeverdachte 1] andere kleding dragen dan de dag ervoor. Verder is te zien dat verdachte kleding weggooit in een vuilnisbak onder het viaduct.
Het dossier bevat tapgesprekken van (onder meer) [medeverdachte 1] , [naam 2] en [medeverdachte 2] , waarin kennelijk gesproken wordt over hetgeen er met [slachtoffer] is gebeurd.
is op 5 september 2020 getapt als hij belt vanuit de [naam PI] . Hij spreekt dan over “
twee lijken, twee maten hier, weet je wel, gemarteld en verdronken (…). Aan de waterkant in een tent.”. In een gesprek van 14 november 2020 zegt [medeverdachte 1] : “
(…) ze hebben een Poolse man vermoord. (…) Ze hebben hem in het water gegooid. Ze hebben hem in een tent gegooid en…”.
Ook de telefoongesprekken van [naam 2] zijn getapt. In een gesprek van 17 november 2020 – na zijn verhoor bij de politie – vertelt hij: “
(…) ze hebben hem niet met vuisten geslagen of zo, maar ze hebben hem met zijn eigen krukken doodgeslagen.” Ook vertelt [naam 2] dat hij de dag erna zijn slippers heeft geruild met de schoenen van verdachte. Hij zegt daarover: “
(…) hij heeft het zelf ook toegegeven dat hij met mij die schoenen voor slippers heeft geruild.” In een gesprek van 24 november 2020 zegt [naam 2] tegen [naam 3] : “
Weet je wie is aangehouden in verband met die moord? Het was zoals ik heb gezegd. [medeverdachte 1] . (…) Ik wist dat het zo zou gaan, dat ze hem ervoor zouden laten opdraaien.” In een gesprek van 25 november 2020 zegt hij dat hij pas later doorhad dat verdachte zijn schoenen met hem heeft geruild om zijn sporen uit te wissen. Op 26 november 2020 zegt hij in een gesprek: “
Hij heeft alles bekend, verdomd, weet je wel. En hij zei dat nog een persoon erbij betrokken was. Ik weet niet of hij dit tegen jou had gezegd, maar een of andere [naam 4] . Ik ken hem niet, ik ken alleen zijn voornaam.", en "Dus ze waren niet met zijn tweeën, verdorie. En ze hebben al allebei bekend, weet je wel. [medeverdachte 1] heeft uit de school geklapt, verdomd.”
Tot slot heeft ook [medeverdachte 2] zich in een telefoongesprek uitgelaten over [slachtoffer] . Op 25 augustus 2020 vertelt [medeverdachte 2] aan een vriend dat [slachtoffer] er niet meer is. Hij zegt dat [slachtoffer] ‘vreselijk is gebroken’. En dat het niet voor niets was. [slachtoffer] zou volgens [medeverdachte 2] ‘iets zo verneukt/verpest hebben’ en dat het te erg was. “
Ja het was heel erg. Dat kan ik je zeggen. Het is pas gisteren gebeurd. Weet je, verdomme, maar ik wil er niet over praten. Ik vertel het je allemaal als je vrijkomt. En vertel het ook aan niemand als je belt.”
De politie heeft op 10 september 2020 de telefoon van [naam 1] in beslag genomen en uitgelezen. Hieruit is gebleken dat [naam 1] op 26 augustus 2020 via Facebook de volgende berichten heeft verstuurd: “
Hoi, Ik ben in Den Haag en heb hulp nodig, ze hebben mijn bagage, geld en paspoort gestolen, ik slaap op straat, help.” En: “
Ik heb hulp nodig, ik ben geslagen en beroofd, ik slaap op straat in Den Haag, mijn paspoort is gestolen maar ik heb wel mijn ID, ik heb geen kracht meer om in parken te slapen, ik weet niet waar ik me moet wassen en waar ik moet eten, ik smeek om hulp.”
Uit het dossier volgt dat de telefoon van [medeverdachte 2] op 23 augustus 2020 om 23.10 uur op of rond de plaats delict uitpeilt.
is meerdere malen gehoord. Eerst als getuige. In die verhoren blijft hij op de vlakte over wie er mogelijk betrokken zouden zijn bij het overlijden van [slachtoffer] . Hij ontkent op de plaats delict te zijn geweest en kan zich allerlei zaken niet meer herinneren.
Op 19 november 2020 is hij aangehouden als verdachte en op 25 november 2020 opnieuw gehoord. [medeverdachte 1] heeft toen een uitgebreide verklaring afgelegd. Deze verklaring komt er, kort samengevat, op neer dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] samen met [medeverdachte 2] heeft mishandeld. [medeverdachte 1] zelf stond op enkele meters afstand van het gebeuren. Hij zegt gezien te hebben dat [slachtoffer] werd geslagen door verdachte, terwijl [medeverdachte 2] [slachtoffer] vast hield. Samen hebben zij [slachtoffer] aan zijn armen naar het water gesleept. [medeverdachte 1] vermoedt dat zij hem ook samen in de tent hebben gedaan. [medeverdachte 1] hoorde op enig moment een geluid, afkomstig van [slachtoffer] , wat hij omschrijft als een ‘doodsgeluid’. Na afloop is [medeverdachte 2] weggegaan op de fiets. [naam 1] was ook aanwezig, maar hield zich afzijdig. Wat er na afloop met [naam 1] is gebeurd, weet [medeverdachte 1] niet. [medeverdachte 1] weet alleen dat verdachte naar [naam 1] op zoek was en dat verdachte tegen [medeverdachte 1] zei dat [naam 1] waarschijnlijk óf dood óf gevlucht was. [medeverdachte 1] en verdachte zijn vervolgens samen weggegaan. Zij hebben die nacht geslapen onder de brug (bij de houtsnippers). De volgende ochtend zijn zij teruggegaan, omdat verdachte zijn sporen wilde wissen. Daarna zijn zij samen naar de Action gegaan om kleding en schoenen te stelen. Drie dagen na de mishandeling heeft hij tegen [naam 2] verteld wat er is gebeurd.
Later is [medeverdachte 1] nog enkele malen gehoord. In die verhoren heeft hij in grote lijnen hetzelfde verklaard als op 25 november 2020.
Het eerste verhoor van [naam 2] vond plaats op 27 augustus 2020. [naam 2] verklaarde toen dat hij [slachtoffer] op 23 augustus 2020 voor het laatst had gezien en werd emotioneel toen hij van de politie hoorde dat [slachtoffer] was overleden. Het ging om een kort verhoor, waarbij aan [naam 2] verder geen vragen zijn gesteld over wat er mogelijk met [slachtoffer] is gebeurd.
Op 17 november 2020 is [naam 2] opnieuw gehoord. [naam 2] verklaarde toen dat hij verdachte en [medeverdachte 1] had gesproken de dag na het voorval, op 24 augustus 2020. “
Zij hadden nieuwe kleding en ik heb schoenen gewisseld met hen. Maar er was niets over [slachtoffer] . Het was puur een alcoholische ontmoeting.” Op enig moment gaf [naam 2] te kennen dat de opname gestopt moest worden. Hij pakte toen de foto's van [medeverdachte 1] en van verdachte en zei: "
They did it". [naam 2] vertelde dat [medeverdachte 1] tegen hem had gezegd dat [slachtoffer] nooit meer iets zou zeggen en dat hij, [medeverdachte 1] , op [slachtoffer] had gesprongen.
Op 24 november 2020 is de politie naar [naam 2] gegaan om de schoenen in beslag nemen die hij met verdachte zou hebben gewisseld. De politie heeft hem vervolgens naar zijn afspraak met de reclassering gebracht. Tijdens het vervoer verklaarde [naam 2] : “
U vertelt mij dat [medeverdachte 1] is aangehouden, ik geloof niet dat [medeverdachte 1] het gedaan heeft. [verdachte] is er mee begonnen en [medeverdachte 1] "finished it". Ik geloof echt dat [medeverdachte 1] er is ingeluisd want [verdachte] wil er niet alleen voor opdraaien. Jullie zijn de krukken nog kwijt, misschien moeten jullie in het water gaan zoeken. Het lijkt mij logisch dat ze in het water liggen. [verdachte] heeft [slachtoffer] geslagen met een houten stok/balk. Ze hebben [slachtoffer] in het hoge gras/riet gelegd.”
Op 26 november 2020 wordt [naam 2] opnieuw gehoord. Uit dit verhoor blijkt dat [naam 2] in de ochtend van 24 augustus 2020 verdachte en [medeverdachte 1] ontmoette. [naam 2] vroeg waar [slachtoffer] was. Verdachte en [medeverdachte 1] zouden toen allebei hebben gezegd dat [naam 2] zich daar geen zorgen meer over hoefde te maken. [slachtoffer] zou nooit meer praten. [naam 2] liet weten: “
[medeverdachte 1] gaf toe dat hij op zijn hoofd had gesprongen en toen pakte [verdachte] een houten stronk en sloeg hem tot hij zweette en... ja.”
Op 5 april 2022 is [naam 2] gehoord bij de rechter-commissaris. Tijdens dit verhoor heeft hij wederom verklaard dat [medeverdachte 1] op de ochtend van 24 augustus 2020 hem heeft verteld dat [slachtoffer] niet meer zou praten. Verdachte zou daarbij (instemmend) hebben geknikt.
is gehoord op 10 september 2020 en op 26 januari 2021. Hij heeft [slachtoffer] voor het laatst gezien op een zondag toen het regende. Welke zondag dat was, weet hij niet meer. Ook heeft hij verklaard dat hij op enig moment door verdachte is geslagen, maar ook daarvan weet hij niet meer wanneer dat was. Hij is in de avond van 23 augustus 2020 met de trein naar Den Haag vertrokken, omdat al zijn spullen waren gestolen. Hij weet niets over de mishandeling van [slachtoffer] .
is gehoord op 17 mei 2021. Hij had van anderen gehoord dat verdachte [slachtoffer] had vermoord. Ook [medeverdachte 1] zou erbij betrokken zijn geweest. Hij weet niet meer wie hem dat heeft verteld.
In het verhoor van 2 juni 2021 heeft [naam 5] laten weten dat [medeverdachte 1] degene was die hem vertelde dat verdachte verantwoordelijk was voor de dood van [slachtoffer] . Ook verdachte zou dat aan hem hebben verteld. Volgens [naam 5] kregen verdachte en [slachtoffer] ruzie, sloeg verdachte [slachtoffer] op zijn gezicht en trok [slachtoffer] vervolgens een mes. Verdachte heeft daarop ook een mes gepakt en ze hebben elkaar gesneden. [medeverdachte 1] was erbij en stond te huilen.
heeft tijdens zijn verhoor op 9 maart 2021 verklaard dat [naam 7] hem had verteld dat verdachte [slachtoffer] had vermoord. [naam 6] verklaarde hierover: “
Nou we waren aan het drinken en op een gegeven moment begon hij van: “Heb je niet gehoord van ehh (…) van dat hier een Poolse gozer dood is gemaakt. Ze hebben hem gevonden. (…) “Ik weet wie het gedaan heeft”, zegt hij, “wie ermee te maken heb”. (…) Toen wees die die persoon aan: “Hij heb ermee te maken, (…)”.” [naam 7] zou dit met eigen ogen hebben gezien.
is op 21 september 2020 gehoord. Hem zijn toen geen vragen gesteld over de dood van [slachtoffer] .
[naam 7] is later nogmaals als getuige opgeroepen, maar bleek toen te zijn overleden.
Op 28 augustus 2020 is [medeverdachte 2] gehoord. Hij heeft aan de politie verteld dat hij [slachtoffer] ongeveer twee weken daarvoor voor het laatst had gezien.
Nadat [medeverdachte 2] als verdachte was aangehouden, is hij op 3 maart 2021 nogmaals gehoord. [medeverdachte 2] heeft toen verklaard dat hij wist wat er met [slachtoffer] was gebeurd. Op overige vragen heeft hij echter geen antwoord willen geven.
Op 17 maart 2021 is hij wederom gehoord. Hij heeft toen ontkend dat hij tijdens een eerder verhoor heeft gezegd dat hij wist wat er met [slachtoffer] was gebeurd. Toen hij werd geconfronteerd met het aantreffen van zijn DNA op een leeg bierblikje op de kampeerplaats, verklaarde hij dat hij wel eens langs de betreffende plek is gelopen en daar in de buurt ook wel eens met [naam 1] bier heeft gedronken. Hij kan niet uitleggen hoe het komt dat zijn telefoon op 23 augustus 2020 om 23.10 uur uitpeilt in de buurt van de plaats delict.
Tot slot is ook verdachte meerdere malen gehoord. Eerst als getuige, op 2, 3 en 10 september 2020. In deze verhoren geeft verdachte aan dat [slachtoffer] een vriend is en dat hij hem kende vanuit de groep. Hij weet niet wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Hij had hem enkele weken daarvoor twee tenten gegeven. [slachtoffer] had die tenten opgezet. Verdachte heeft daar toen één nacht geslapen, maar kwam daarna vast te zitten. Toen hij twee weken later vrijkwam, is hij gaan slapen onder de brug. Op 23 augustus 2020 was hij met [slachtoffer] , [naam 1] en [medeverdachte 1] . Zij hadden bier gestolen bij de Dirk op het Sierplein. Zij waren vervolgens naar de fontein gegaan, waar zij samen hadden gedronken en geslapen. Zij waren van plan om terug te gaan naar het Sierplein en ineens was [slachtoffer] verdwenen. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn toen samen naar de brug gegaan. Zij hebben even samen bij de brug gezeten en zijn daarna weer naar de stad gegaan om peuken te rapen tot in de ochtend.
Op 3 september 2020 heeft er op verzoek van verdachte een tweede verhoor plaatsgevonden. Verdachte heeft tijdens dit verhoor verteld over een Duitse man, genaamd [naam 8] of [naam 9] , die er op 23 augustus 2020 ook zou zijn geweest. De man was meegegaan naar de fontein, maar is toen met de fiets vertrokken. Hij heeft de man daarna niet meer gezien. Hij had deze man al eerder leren kennen, voordat hij vast kwam te zitten. De man wilde graag bij de groep horen. Hij zou ook samen met [slachtoffer] in de tenten hebben geslapen.
Op 10 september 2020 heeft verdachte verklaard over een ruzie tussen [slachtoffer] en [naam 2] . Deze ruzie zou te maken hebben met de ex van [naam 2] . Ook zou [naam 2] op 23 augustus 2020 een klap hebben gegeven aan [slachtoffer] , omdat hij de hond van [naam 2] had meegenomen zonder dat aan hem te vragen.
Op 21 september 2020 en 16 november 2020 is verdachte opnieuw als getuige gehoord. Uit deze verhoren is geen nieuwe informatie naar voren gekomen over de mogelijke doodsoorzaak van [slachtoffer] .
Op 14 december 2020 is verdachte aangemerkt als verdachte en op 15 december 2020 is hij opnieuw gehoord. Na confrontatie met de verklaringen van [medeverdachte 1] en [naam 2] , liet hij weten onschuldig te zijn en kwam hij met een nieuwe verklaring. [medeverdachte 1] had hem op 24 augustus 2020 gevraagd of hij een lijk wilde zien. Verdachte geloofde [medeverdachte 1] in eerste instantie niet, maar later hoorde hij dat [slachtoffer] was overleden. Hij kwam toen ook meteen vast te zitten, waardoor hij niet de kans heeft gekregen om [medeverdachte 1] nader te bevragen over de opmerking. Na het zien van de camerabeelden van 24 augustus 2020, waarop is te zien dat verdachte kleding weggooit, laat hij weten dat dit klopt. Hij gooide de kleding weg, omdat de kleding oud was. Niet om sporen te wissen. Hij had eerder die ochtend bij de Action nieuwe kleding en schoenen gestolen. Hij had zijn schoenen daarna verkocht aan [naam 2] .
Op 21 dec 2020 heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 23 op 24 augustus 2020 met [medeverdachte 1] onder de brug was. Hij wilde slapen, maar [medeverdachte 1] bleef hem lastig vallen. [medeverdachte 1] vertelde dat hij zich niet goed voelde. Verdachte negeerde hem en probeerde te slapen. Aan het einde van de nacht gedroeg [medeverdachte 1] zich weer normaal. In de ochtend vroeg [medeverdachte 1] aan hem of hij een lijk wilde zien. Verdachte liet verder tijdens dit verhoor weten dat “ze” een verhaal tot in detail aan het verzinnen zijn, waarbij “ze” de schuld in zijn schoenen aan het schuiven zijn, omdat verdachte geld verschuldigd is.
Verdachte heeft tot slot op 4 februari 2021 verklaard dat hij in de avond van 23 augustus 2020 met [slachtoffer] , [medeverdachte 1] en [naam 1] bij de tentjes was. Ze hadden daar gedronken en een klein kampvuur gemaakt. Verdachte denkt dat zijn DNA op de verbrande stronk hout terecht is gekomen, doordat hij takken had gebroken om het kampvuur mee te maken en hij vervolgens ook met takken in het vuur heeft gepord. [slachtoffer] werd op enig moment boos op [medeverdachte 1] . De afspraak was namelijk dat aan niemand verteld mocht worden waar de tentjes stonden en [medeverdachte 1] had toch mensen meegenomen. [medeverdachte 1] moest daarom ‘opzouten’ van [slachtoffer] . Verdachte vond het echter geen probleem dat [medeverdachte 1] zou blijven en van hem mocht [medeverdachte 1] ook in de tent slapen. [slachtoffer] vroeg daarop wat zij dan gingen doen in die tent, of ze gingen neuken, of ze homo’s waren. Verdachte is toen opgestaan en heeft [slachtoffer] een harde klap in zijn gezicht gegeven, waardoor [slachtoffer] op de grond viel. Ook [naam 1] was daar bij. Vervolgens heeft verdachte zijn spullen gepakt en wat biertjes en wijn en is hij weggegaan, met [medeverdachte 1] in zijn kielzog. Verdachte was inmiddels ook boos op [medeverdachte 1] en heeft hem weggestuurd. Verdachte is alleen naar de fontein gegaan. Daar heeft hij gedronken en een joint gerookt. Enkele uren later kreeg hij het koud en is hij naar de brug gegaan om te slapen. Daar trof hij [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is de hele nacht vervelend geweest en zei steeds dat hij dood ging en dat hij daar weg wilde. Toen verdachte wakker werd, kwam [medeverdachte 1] aangelopen vanuit de richting van de plaats delict. Hij zei hij dat hij had geplast en biertjes had gehaald. Ze zijn toen naar de fontein gelopen. Daar hebben ze wat gedronken. Hij heeft zijn oude kleding daar in een prullenbak weggegooid. [medeverdachte 1] had zijn oude kleding in zijn rugtas gestopt. Zij zijn op enig moment weggegaan, omdat [medeverdachte 1] had afgesproken met [naam 2] . Op dat moment vroeg [medeverdachte 1] aan verdachte of hij een lijk wil zien. [medeverdachte 1] vertelde toen dat hij [slachtoffer] had afgemaakt, omdat hij in zijn gezicht had staan pissen. Verdachte wilde dat niet. Zij liepen verder. Eerst langst de Action om daar kleding en schoenen te stelen. Daarna hebben zij [naam 2] ontmoet en zijn zij verder samen opgelopen. [naam 2] vroeg aan [medeverdachte 1] of hij ‘daar’ had opgeruimd. [medeverdachte 1] liet weten dat hij ‘daar’ goed had opgeruimd. [naam 2] zag toen de schoenen van verdachte. Hij zei dat hij deze mooi vond en vroeg of hij deze kon kopen. Verdachte heeft zijn schoenen toen verkocht en de slippers van [naam 2] aangetrokken. Vervolgens vroeg [naam 2] aan [medeverdachte 1] waar zijn spullen waren. [medeverdachte 1] liet weten dat die in zijn rugzak zaten. [naam 2] zei toen dat hij zijn spullen moest weggooien. Verdachte heeft toen de rugtas van [medeverdachte 1] opengemaakt, zijn spullen gepakt en deze weggegooid. Verdachte heeft verder nog verklaard dat [naam 2] hem later heeft bedreigd. Verdachte moest van [naam 2] iemand aanwijzen als betrokkene bij de dood van [slachtoffer] , anders zou [naam 2] hem laten afmaken/aftuigen.