Op 20 juli 2022 heeft de rechtbank Amsterdam in raadkamer de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van een opgeëiste persoon afgewezen. De officier van justitie had deze vordering ingediend in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Poolse justitiële autoriteiten was toegezonden. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verbleef op dat moment in een penitentiaire inrichting. De rechtbank had eerder op 10 mei 2022 de overlevering van deze persoon toegestaan, maar bij de beoordeling van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding kwam de rechtbank tot de conclusie dat deze te laat was ingediend. Hierdoor kon de gevangenhouding niet meer worden verlengd. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld. De beslissing werd genomen door rechter mr. M.E.M. James-Pater, in aanwezigheid van griffier I.M.A. de Vries.