ECLI:NL:RBAMS:2022:5057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/071865-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake vuurwapenbezit en wapenbezit

Op 16 juni 2022 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 maart 2021 in Amsterdam werd aangehouden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, het dragen van een boksbeugel en het dragen van twee opvouwbare messen. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 2 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, de vordering indiende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen wapens onttrokken worden aan het verkeer, omdat deze in strijd zijn met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/071865-21
Datum uitspraak: 16 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2022. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.C. van der Hulst, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zich op 14 maart 2021 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1.het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie;
2.het dragen van een boksbeugel;
3.het dragen van twee opvouwbare messen.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten op grond van het dossier wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft de feiten bekend.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat de ten laste gelegde feiten op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.op 14 maart 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, model M906-TD, kaliber 9mm Pak omgebouwd naar .380 AUTO en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere patronen, kaliber: .380 AUTO, voorhanden heeft gehad;
2.op 14 maart 2021 te Amsterdam op de openbare weg, te weten het Abcouderpad, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I, onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, namelijk in een broekzak, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen;
3.op 14 maart 2021 te Amsterdam op de openbare weg, te weten het Abcouderpad, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie IV, onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten twee opvouwbare messen, zijnde voorwerpen waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder deze voorwerpen werd aangetroffen, namelijk in broekzakken, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voor geen ander doel bestemd waren dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen.
In de tenlastelegging onder 1 staat vermeld: ‘een wapen van categorie onder 1 van de Wet wapens en munitie.’ De rechtbank heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, dit verbeterd gelezen als: ‘een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie’, nu het weglaten van de bedoelde categorie naar haar oordeel een kennelijke omissie is. Door de verbetering wordt verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging andere taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis is een zogenoemd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd, uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het voorhanden hebben van het vuurwapen en het dragen van de boksbeugel zal worden veroordeeld tot een taakstraf van honderd uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf moeten de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 29 april 2022 worden opgelegd (meldplicht en ambulante behandeling). De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat verdachte voor het dragen van de opvouwbare messen schuldig wordt verklaard zonder dat aan hem een straf of maatregel wordt opgelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de duur van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en het dragen van een boksbeugel en twee opvouwbare messen. Verboden wapenbezit brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de openbare orde en individuele personen met zich en moet dan ook worden bestreden en bestraft.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte en gezien dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor wapenbezit. De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met het reclasseringsadvies van 29 april 2022 en met het belang dat verdachte zijn woning en werk behoudt. Ondanks dat geen onderzoek naar de toerekeningsvatbaarheid van verdachte is verricht, weegt de rechtbank de psychische toestand waarin verdachte ten tijde van het plegen van de feiten overduidelijk verkeerde eveneens mee en wel als strafverminderende omstandigheid. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte vanaf het moment dat hij is staande gehouden openheid van zaken heeft gegeven en dat verdachte heeft laten zien dat hij zich van de ernst van de door hem gepleegde feiten bewust is. Tot slot vindt de rechtbank het belangrijk dat de behandeling die verdachte volgt in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, blijft voortduren.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank de eis van de officier van justitie als passend en geboden. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie en het dragen van de boksbeugel tot een taakstraf van honderd uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uur per dag en een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Inforsa en een ambulante behandeling bij Inforsa. De rechtbank verklaart verdachte voor het dragen van de opvouwbare messen, zijnde overtredingen, waarvoor in beginsel afzonderlijke straffen moeten worden opgelegd, schuldig zonder dat aan hem een straf of maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: G6036515);
  • 1 STK Slagwapen (Omschrijving: G6036503, Zwart);
  • 1 STK Mes (Omschrijving: G6036518, Grijs);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: G6036491, Zwart);
  • 1 STK Munitie (Omschrijving: G6036494).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank oordeelt dat de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen die aan verdachte toebehoren, moeten worden onttrokken aan het verkeer. Deze zijn daarvoor vatbaar, omdat de bewezen verklaarde feiten hiermee zijn begaan en het ongecontroleerde bezit hiervan daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan
met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de onder
feit 1 en 2bewezen verklaarde feiten tot een
taakstraf van 100 (honderd) uur, met bevel dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van die straf
in minderingzal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uur per dag.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de onder
feit 1 en 2bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich blijft
meldenbij
Reclassering Inforsa, op het adres [adres 2]. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- onder
behandelingblijft bij
Inforsaof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft aan Reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde
ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt ten aanzien van het onder
feit 3bewezen verklaarde feit dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: G6036515);
  • 1 STK Slagwapen (Omschrijving: G6036503, Zwart);
  • 1 STK Mes (Omschrijving: G6036518, Grijs);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: G6036491, Zwart);
  • 1 STK Munitie (Omschrijving: G6036494).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2022.
[bijlage]