ECLI:NL:RBAMS:2022:5058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/068693-22 + 13/125688-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van hard- en softdrugs met verkeersdelict

Op 16 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop en het bezit van verschillende soorten hard- en softdrugs, alsook aan verkeersdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 18 februari tot en met 18 maart 2022 in Amsterdam cocaïne, MDMA, GHB, 3-MMC, diazepam en temazepam heeft verkocht en aanwezig heeft gehad. De verdachte heeft op de zitting bekend dat hij op 18 maart 2022 drugs heeft verkocht en dat hij ongeveer vier weken voorafgaand aan zijn aanhouding is begonnen met dealen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte voor een periode van zes maanden de rijbevoegdheid ontzegd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich als bestuurder van een auto opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, wat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De rechtbank heeft de auto van de verdachte onttrokken aan het verkeer vanwege de verborgen ruimte die in de auto was aangetroffen, die gebruikt werd voor het verbergen van drugs.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/068693-22 (A); 13/125688-22 (B) en 13/126449-20 (tul)
Datum uitspraak: 16 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[woonadres],
gedetineerd in [detentieadres].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2022. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort samengevat - na wijziging van de tenlastelegging in zaak B op 2 juni 2022 - ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
In zaak A:
het verkopen van cocaïne, MDMA, LSD, GHB en methylfenidaat in de periode van 1 januari 2022 tot en met 19 maart 2022;
het aanwezig hebben van cocaïne, MDMA, LSD, GHB en methylfenidaat op of omstreeks 19 maart 2022;
het verkopen van 3-MMC, diazepam en temazepam in de periode van 1 januari 2022 tot en met 19 maart 2022;
het aanwezig hebben van 3-MMC, diazepam en temazepam op of omstreeks 19 maart 2022;

In zaak B:

het besturen van een personenauto, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van cannabis dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht op 18 maart 2022;
het als bestuurder van een personenauto zich opzettelijk zodanig gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden waardoor (
primair) levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te vrezen was of waardoor (
subsidiair) gevaar op de weg werd veroorzaakt of verkeer werd gehinderd op 18 maart 2022.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in zaak A geconcludeerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte hard- en softdrugs heeft verkocht in de periode van 18 februari tot en met 18 maart 2022. Verdachte heeft op zitting bekend dat hij op 18 maart 2022 drugs heeft verkocht en dat hij ongeveer vier weken voorafgaand aan zijn aanhouding op 18 maart 2022 is begonnen met dealen. Ook de bewijsmiddelen in het dossier duiden op een dergelijke handelsperiode. De officier van justitie heeft ook geconcludeerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte 97,58 gram cocaïne, 21,3 gram MDMA, 610 milliliter GHB, 25,2 gram 3-MMC, 90 tabletten diazepam en 50 tabletten temazepam aanwezig heeft gehad omstreeks 19 maart 2022, omdat die middelen zijn aangetroffen in de auto waarin verdachte op 18 maart 2022 door de politie is aangehouden. Verdachte moet worden vrijgesproken van het verkopen en het aanwezig hebben van LSD en methylfenidaat, omdat er ten aanzien van deze harddrugs geen definitief laboratoriumrapport is opgemaakt.
De officier van justitie heeft in zaak B geconcludeerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat de hoeveelheid THC die in het bloed van verdachte is aangetroffen onder de grenswaarde lag.
Feit 2 primair kan in zijn geheel wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de verklaring van verdachte op zitting en de bewijsmiddelen in het dossier. Alle gedragingen samen moeten tot de conclusie leiden dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te vrezen was, aldus de officier van justitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in zaak A verzocht om verdachte onder feit 1 en feit 2 vrij te spreken van het verkopen en het aanwezig hebben van LSD en methylfenidaat. De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat slechts kan worden bewezen dat verdachte 61 gram GHB aanwezig heeft gehad, omdat 610 milliliter, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven (hierna: LOVS), moet worden omgerekend naar 61 gram. Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 en feit 3 aangevoerd dat slechts de periode van 18 februari tot en met 18 maart 2022 kan worden bewezen.
De verdediging heeft in zaak B verzocht om verdachte vrij te spreken van feit 1. De verdediging heeft ook verzocht om verdachte vrij te spreken van feit 2 primair, omdat de gedragingen die verdachte heeft verricht niet automatisch levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel met zich brengen en omdat in het dossier niet wordt beschreven dat er een levensgevaarlijke situatie is ontstaan. Overtreding van de maximumsnelheid op de weg of in een woonwijk levert niet per definitie een dergelijk gevaar op omdat in het dossier niet wordt gesproken over personen die daar op dat moment aanwezig zijn geweest en gevaar liepen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A: bewezenverklaring verkopen en aanwezig hebben hard- en softdrugs - partiële vrijspraak harddrugs
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte hard- en softdrugs heeft verkocht in de periode van 18 februari tot en met 18 maart 2022 en aanwezig heeft gehad omstreeks 19 maart 2022. Verdachte heeft de feiten in zoverre op zitting bekend. De rechtbank gaat voor de hoeveelheden in feit 2 en feit 4 uit van de definitieve laboratoriumrapporten en de omrekenregels uit de oriëntatiepunten van het LOVS en verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 97,58 gram cocaïne, 58,6 pillen MDMA, 61 gram GHB, 25,2 gram 3-MMC, 90 tabletten diazepam en 50 tabletten temazepam aanwezig heeft gehad. Op grond van de genoemde omrekenregels heeft de rechtbank voor de bewezenverklaarde hoeveelheid MDMA 1 gram gelijkgesteld aan 0,5 pil (16 tabletten plus 21,3 gram MDMA maakt 58,6 pillen). Voor de bewezenverklaarde hoeveelheid GHB heeft de rechtbank 5 milliliter gelijkgesteld aan 0,5 gram (610 milliliter maakt 61 gram).
De rechtbank oordeelt - ook met de officier van justitie en de verdediging - dat verdachte onder feit 1 en feit 2 moet worden vrijgesproken van het verkopen en aanwezig hebben van LSD en methylfenidaat.
Zaak B: vrijspraak feit 1 - bewezenverklaring schending verkeersregels waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te vrezen was
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. De hoeveelheid THC die in het bloed van verdachte is aangetroffen, ligt onder de grenswaarde en overige omstandigheden om te kunnen komen tot een bewezenverklaring ontbreken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 primair en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft op zitting bekend dat hij gevaarlijk heeft gereden. In het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen hoe verdachte zich in het verkeer heeft gedragen. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de beschreven gedragingen wel degelijk een situatie op waarin levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te vrezen was. In dit proces-verbaal van bevindingen zijn immers, anders dan de verdediging betoogt, meerdere concrete situaties omschreven waarin door het rijgedrag van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan voor ter plaatse aanwezige personen. Zo is bijvoorbeeld beschreven dat verdachte de maximum snelheid steeds fors heeft overschreden (hij reed bijvoorbeeld 170 km/u daar waar andere aanwezige weggebruikers 80 km/u reden) en dat hij op de A10 met een snelheid van ruim 190 km/u (daar waar de maximumsnelheid 100 km/u was) voorliggende auto’s heeft gedwongen een rijstrook op te schuiven door zeer dicht achter ze te gaan rijden. Herhaaldelijk overschrijden van de maximum snelheid en het zo dicht op voorgangers rijden (bumperkleven), levert een samenstel van gedragingen op dat naar het oordeel van de rechtbank reeds kan worden aangemerkt als een ernstige schending van de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994. Daar komt bij dat uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte de kruising Naaldwijkstraat/Vlaardingenlaan in Amsterdam, eveneens met extreem hoge snelheid, heeft overgestoken, zonder dat hij het overige verkeer voorrang heeft gegeven, en dat de verbalisanten hebben waargenomen dat er een personenauto hard moest remmen om een aanrijding met verdachte te voorkomen. Verder is beschreven dat er achter die personenauto ook twee fietsers aankwamen die schrokken van verdachte en de auto die moest remmen. De verbalisanten hebben hierbij opgemerkt dat, als iemand verdachte op dat moment niet had zien aankomen, de kans op een frontale aanrijding met een snelheid van 90 tot 100 km/u zeer groot was.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen hebben opgeschreven. De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als bestuurder van een personenauto opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te vrezen was.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
In zaak A:
1.in de periode van 18 februari 2022 tot en met 18 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid cocaïne, MDMA en GHB;
2.omstreeks 19 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 97,58 gram cocaïne, ongeveer 52 pillen MDMA en 61 gram GHB;
3.in de periode van 18 februari 2022 tot en met 18 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid 3-MMC, diazepam en temazepam;
4.omstreeks 19 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 25,2 gram 3-MMC, 90 tabletten diazepam en 50 tabletten temazepam;
In zaak B:
2 primair.op 18 maart 2022 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de Gooiseweg, ring-A10, Anthony Fokkerweg en de aldaar omliggende straten, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- te rijden onder invloed van cannabis, en
- meermalen de maximumsnelheid te overschrijden met meer dan 50 kilometer per uur, met een maximum meting van een overschrijding van 90 kilometer per uur, en
- te bumperkleven op de ring-A10, en
- een stopteken van de politie te negeren en met grote snelheid (door een woonwijk) te vluchten, en
- tijdens de vlucht geen aandacht te besteden aan kruisingen of overig verkeer,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moeten de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 25 mei 2022 (meldplicht en gedragsinterventie cognitieve vaardigheden), worden opgelegd. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat verdachte voor het verkeersfeit ook wordt veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de eendaadse samenloop tussen feiten 1 en 3 en de feiten 2 en 4 in zaak A. De verdediging heeft ook verzocht om rekening te houden met het zelfinzicht van verdachte en om met de strafoplegging aan te sluiten bij de oriëntatiepunten van het LOVS. De verdediging heeft voorgesteld om verdachte voor de door de verdediging bewezen geachte feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen en aanwezig hebben van meerdere soorten hard- en softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat hard- en softdrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast zijn deze drugs direct en indirect oorzaak van vele vormen van criminaliteit en daarmee bezwarend voor de samenleving. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij met het verkopen van deze drugs heeft bijgedragen aan het in stand houden van de drugscriminaliteit en het in gevaar brengen van de volksgezondheid. Daarbij heeft verdachte zijn eigen financiële belang voorop gesteld. Daarnaast heeft verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie de verkeersregels zodanig ernstig geschonden dat er niet alleen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zichzelf, maar ook voor anderen te vrezen was. Dat de gevolgen van het handelen van verdachte beperkt zijn gebleven, is slechts toeval geweest en niet te danken aan het handelen van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich niet heeft bekommerd om de veiligheid van anderen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging waar mogelijk aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte en gezien dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling. Deze eerdere veroordeling, van 14 juli 2020, is bovendien voor het verkopen van harddrugs. Daarmee is er in zaak A, de drugszaak, sprake van recidive. De rechtbank weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging. In de auto van verdachte zijn een verborgen ruimte in de middenconsole en acht mobiele telefoons aangetroffen. Het ziet er dan ook naar uit dat verdachte, na zijn vorige veroordeling, een (verdere) stap heeft gezet in de richting van de georganiseerde criminaliteit. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij openstaat voor hulp en gemotiveerd is om aan zichzelf te werken, maar de rechtbank acht dit weinig overtuigend. Een forse voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de rechtbank dan ook noodzakelijk om herhaling deze keer wel te voorkomen. De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 25 mei 2022 en ziet daarom wel het belang van hulp. De rechtbank houdt ook rekening met de eendaadse samenloop tussen de feiten in de drugszaak, maar doet dit op een andere manier dan door de verdediging is voorgesteld. Rekening zal worden gehouden met de eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2 en de feiten 3 en 4 in de drugszaak. Het verkopen van harddrugs is immers onlosmakelijk verbonden aan het aanwezig hebben van harddrugs en het verkopen van softdrugs onlosmakelijk verbonden aan het aanwezig hebben daarvan. Met de verkoop van de hard- en softdrugs heeft verdachte zich dus automatisch schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben daarvan. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de strafoplegging. Tot slot heeft de rechtbank voor het verkeersfeit aansluiting gezocht bij de eis van de officier van justitie.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf een meldplicht bij de reclassering en deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden verbinden. De rechtbank zal verdachte voor het verkeersfeit daarnaast veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Personenauto (Omschrijving: PL1300-2022053643-6163837, grijs, merk: Volkswagen Golf, chassisnr: WVWZZAUZDP069723).
8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de auto moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat de auto een verborgen ruimte heeft, en subsidiair dat de auto moet worden verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij het plegen van de drugsfeiten..
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de auto verbeurd te verklaren, omdat de verborgen ruimte kan worden verwijderd en de auto zo kan worden hersteld.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank overweegt dat de drugsfeiten met behulp van de auto en de hierin opgenomen verborgen ruimte zijn begaan. Omdat de auto, gelet op de verborgen ruimte, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, oordeelt de rechtbank dat de auto moet worden onttrokken aan het verkeer.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken zit de op 13 mei 2022 op de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/126449-20. Deze vordering betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 14 juli 2020 van de politierechter van deze rechtbank, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur. Door de politierechter is beslist dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders beslist omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken zit ook een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke veroordeling gevorderd.
De verdediging heeft de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke veroordeling verzocht.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van proeftijd aan vijf strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank beslist daarom dat deze taakstraf van 50 uur alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 5 a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
In zaak A:
Feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3 en feit 4:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
In zaak B:
Feit 2 primair:
overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in minderingzal worden gebracht.
Beveelt dat een deel van
6 (zes) maandenvan deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich
meldtop afspraken met de
reclassering, op het adres [adres], zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- actief
deelneemtaan de
gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. De trainer zal voorafgaand aan de training de Scil (vragenlijst) afnemen om na te gaan of voor zijn intelligentieniveau de COVA+ is geïndiceerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ontzegtverdachte ten aanzien van het in zaak B onder feit 2 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd,
tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1 STK Personenauto (Omschrijving: PL1300-2022053643-6163837, grijs, merk: Volkswagen Golf, chassisnr: WVWZZAUZDP069723).
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 14 juli 2020 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een
taakstraf van 50 (vijftig) uur, met bevel dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen voor het geval dat veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2022.
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]
[bijlage]