ECLI:NL:RBAMS:2022:5098

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3216
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen BIZ-aanslag wegens niet ontvangen stembiljet

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een onderneming in Amsterdam, beroep ingesteld tegen een BIZ-aanslag die hem door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam was opgelegd voor het belastingjaar 2020. Eiser stelde dat hij geen stembiljet had ontvangen voor de draagvlakmeting die voorafging aan de verordening op basis waarvan de aanslag was opgelegd. De heffingsambtenaar had in een eerdere uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarna eiser besloot om in beroep te gaan. Tijdens de zitting op 19 augustus 2022 was eiser aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. H. Oderkerk.

De rechtbank oordeelde dat het aan de heffingsambtenaar was om aan te tonen dat het stembiljet naar het juiste adres was verzonden. Aangezien de heffingsambtenaar niet kon bewijzen dat het stembiljet daadwerkelijk was verzonden, concludeerde de rechtbank dat de verordening onverbindend was jegens eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en de BIZ-aanslag, en droeg de heffingsambtenaar op om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] ,te Amsterdam, eiser,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Op 31 oktober 2020 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet op de bedrijveninvesteringszones (BIZ) een aanslag (de BIZ-aanslag) voor het belastingjaar 2020 aan eiser opgelegd.
Met een uitspraak op bezwaar van 9 juni 2021 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
de heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2022.
Eiser is verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. H. Oderkerk.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • vernietigt de BIZ-aanslag;
  • draagt de heffingsambtenaar op het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiser is eigenaar van een [onderneming] aan [adres] in Amsterdam. De heffingsambtenaar heeft een BIZ-aanslag voor het belastingjaar 2020 aan eiser opgelegd van € 360,-. De heffingsambtenaar heeft de BIZ-aanslag in de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de BIZ-aanslag opgelegd op grond van de Verordening [BI-zone] gebruikers 2020 (de Verordening). Na een draagvlakmeting waarbij 83,72% van de stemmers voor instelling van de zone heeft gestemd, is de Verordening in werking getreden.
Standpunt van eiser
2.1.
Eiser stelt dat hij geen stembiljet heeft ontvangen voor de draagvlakmeting. Hierdoor is hij niet voldoende in de gelegenheid gesteld om zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding van de Verordening uit te spreken.
2.2.
Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd. Volgens eiser is er geen inzage geboden in de manier waarop de gelden van de BIZ-vereniging worden besteed, is geen activiteitenplan overgelegd en zijn de verzoeken van eiser om inzage te krijgen in facturen en andere administratie ten onrechte afgewezen. Deze informatie had de BIZ-vereniging op grond van de wet [1] wel moeten verstrekken of daarin inzage moeten geven.
Het oordeel van de rechtbank
3. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de heffingsambtenaar terecht eiser een BIZ-aanslag heeft opgelegd.
Ontvangst stembiljet
4. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de BIZ moet het college van burgemeester en wethouders iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige in de gelegenheid stellen zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding van de BIZ-bijdrage uit te spreken. In dit geval heeft een draagvlakmeting plaatsgevonden waarvoor de bijdrageplichtigen, in het gebied waar de Verordening van toepassing is, stembiljetten hebben ontvangen.
5. De rechtbank stelt voorop dat uit de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch [2] volgt dat in het geval een belanghebbende stelt een door een bestuursorgaan niet aangetekend verzonden stuk niet te hebben ontvangen, het in beginsel aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het stuk op het adres van de geadresseerde is ontvangen. Indien het bestuursorgaan de verzending van het stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de belanghebbende om de ontvangst ervan op een geloofwaardige wijze te ontkennen. Dit betekent dat eerst op de heffingsambtenaar de last rust te bewijzen dat eiser een stembiljet heeft ontvangen voor de draagvlakmeting.
6. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar niet is geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat eiser een stembiljet heeft ontvangen. Ten eerste heeft de heffingsambtenaar het stembiljet niet aangetekend naar eiser verstuurd en heeft hij dus geen bewijs van ontvangst kunnen overleggen. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar ter zitting verklaard dat er, evenals in voorgaande jaren, geen verzendadministratie wordt bijgehouden van het verzenden van stembiljetten. Naar de mening van de heffingsambtenaar moet worden aangenomen dat het stembiljet naar het juiste adres van eiser is gestuurd en aannemelijk is dat eiser dit heeft ontvangen, omdat eiser andere brieven van de heffingsambtenaar aan dit adres, zoals de BIZ-aanslag en de uitspraak op bezwaar, wel heeft ontvangen. Hoewel het opvalt dat eiser – naar eigen zeggen – (telkens) juist alleen het stembiljet niet ontvangt en andere stukken van de heffingsambtenaar wel, kan de rechtbank er niet aan voorbij gaan dat de heffingsambtenaar geen nadere gegevens heeft verstrekt op grond waarvan de verzending van het stembiljet aannemelijk zou kunnen worden geacht.
7. Omdat niet aannemelijk is gemaakt dat het stembiljet aan eiser is verzonden en ook geen reden is aan te nemen dat eiser een stembiljet voor de draagkrachtmeting van de Verordening (toch) heeft ontvangen, is niet aan het vereiste van artikel 4, tweede lid, van de BIZ voldaan. Daarmee is de Verordening in zoverre jegens eiser onverbindend. Dit betekent dat het beroep van eiser gegrond is en dat de bestreden uitspraak vernietigd dient te worden. De rechtbank laat daarom de overige beroepsgronden van eiser onbesproken.
Conclusie
8. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte de BIZ-aanslag aan eiser opgelegd.
9. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. Het bestreden besluit en de BIZ-aanslag komen voor vernietiging in aanmerking.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan eiser het griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.J. van der Holst, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 8, tweede lid, van de BIZ.
2.Zie de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 2 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1175.