Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Circuit Court of Zielona Góra in Polen. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1968, heeft een duurzaam verblijfsrecht in Nederland en is in het verleden veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden in Polen. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken, met name op 14 juli 2022, het procesverloop en de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslagen voor de overlevering beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, zoals bedoeld in artikel 6a OLW. Ondanks het ontbreken van dubbele strafbaarheid, heeft de rechtbank besloten om de weigeringsgrond van artikel 7, eerste lid, OLW niet toe te passen. De rechtbank overweegt dat het in het belang van de opgeëiste persoon is om zijn sociale re-integratie in Nederland te bevorderen. De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen en weigert de overlevering, maar beveelt tegelijkertijd de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland.
De rechtbank beveelt ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. De beslissing is genomen in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.