ECLI:NL:RBAMS:2022:5193

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
13/140510-22 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met schending van het aanwezigheidsrecht

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court of Legnica in Polen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het cumulatieve vonnis van 2 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden zich hebben voorgedaan en dat er geen garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de zitting die leidde tot het cumulatieve vonnis en heeft niet stilzwijgend afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.

De behandeling van de vordering tot overlevering vond aanvankelijk plaats op 7 juli 2022, maar werd geschorst vanwege organisatorische problemen. Op 18 augustus 2022 werd de behandeling hervat, waarbij de opgeëiste persoon via een telehoorverbinding aanwezig was. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De officier van justitie heeft verzocht om de overlevering niet te weigeren, maar de rechtbank oordeelde dat de rechten van de verdediging in het geding waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering niet kan plaatsvinden zonder dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft gehad om zich te verdedigen in het proces dat tot het cumulatieve vonnis heeft geleid.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd en de overleveringsdetentie opgeheven, met de beslissing dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/140510-22 (EAB II)
RK nummer: 22/3154
Datum uitspraak: 25 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2022 door
the District Court of Legnica, III Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De behandeling van de vordering stond gepland op de openbare zitting van 7 juli 2022. Bij deze zitting was de officier van justitie mr. K. van der Schaft aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht.
Omdat de opgeëiste persoon niet naar de zittingszaal kon worden gebracht vanuit het cellenblok, vanwege organisatorische en logistieke problemen bij de rechtbank, heeft de rechtbank het onderzoek voor bepaalde tijd geschorst, in verband met het aanwezigheidsrecht van de opgeëiste persoon.
De behandeling is in gewijzigde samenstelling opnieuw aangevangen op 18 augustus 2022, in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is verschenen via een telehoorverbinding en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
cumulative judgement of the Regional Court of Legnica of 2nd December 2021 in case file No. II K 1236/21.Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt dat er vier vonnissen aan dit cumulatieve vonnis ten grondslag liggen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar 10 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan het EAB een cumulatief vonnis ten grondslag ligt, waaraan een viertal andere vonnissen ten grondslag ligt. Dit brengt mee dat in beginsel zowel de onderliggende vonnissen, als het cumulatieve vonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW nu bij de onderliggende vonnissen onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en op grond daarvan hem vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Ook het verzamelvonnis valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW omdat daarin de duur van de straffen is gewijzigd en de bevoegde autoriteit over een beoordelingsmarge heeft beschikt.
Ten aanzien van het cumulatieve vonnis vanthe Regional Court of Legnicavan 2 december 2021, met referentie II K 1236/21
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het cumulatieve vonnis van 2 december 2021 heeft geleid en omdat dit vonnis is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Evenmin is een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
De opgeëiste persoon is niet opgeroepen voor de zitting die tot het cumulatieve vonnis heeft geleid en was ook niet van die zitting op de hoogte. Hij heeft dan ook niet uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij het proces dat tot het cumulatieve vonnis heeft geleid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de aanvullende informatie van 24 juni 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon een motie heeft ingediend en aldus zelf heeft verzocht om het samenvoegingsvonnis. De opgeëiste persoon is niet geïnformeerd over het vervolg van de procedure en was niet aanwezig, maar de opgeëiste persoon heeft op 26 januari 2021 tijdens zijn verlof de gevangenis verlaten en is niet meer teruggekeerd. Het is dan ook zijn eigen verantwoordelijkheid dat hij niet op de hoogte was over de procedure van het cumulatieve vonnis. De opgeëiste persoon heeft dus zelf afstand gedaan van zijn verdedigingsrechten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het cumulatieve vonnis van 2 december 2021 heeft geleid, en dat dit - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan, terwijl evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Hoewel de opgeëiste persoon zelf een verzoek heeft gedaan om een cumulatief vonnis te wijzen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk op de hoogte was of kon zijn van de zitting die heeft geleid tot het cumulatieve vonnis. Uit de aanvullende informatie die door de Poolse autoriteiten is verstrekt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de opgeëiste persoon een oproeping heeft ontvangen om op deze zitting te verschijnen en er was geen advocaat aanwezig. Evenmin is aan de opgeëiste persoon uitleg gegeven over de te volgen procedure en er is geen kopie van het vonnis aan hem verstuurd. Ook is niet gebleken dat de opgeëiste persoon (anderszins) op de hoogte was van de zitting die tot het cumulatieve vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon heeft zelf verklaard dat hij niet van het proces op de hoogte was. Dat de opgeëiste persoon gedurende het proces van het cumulatieve vonnis gedetineerd zat voor een andere strafzaak en niet is teruggekeerd naar de gevangenis na een kort verlof, doet hieraan niet af.
De rechtbank is van oordeel dat tegen deze achtergrond niet kan worden gezegd dat de opgeëiste persoon (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De rechtbank kan niet vaststellen dat overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt, zodat zij de overlevering zal weigeren op grond van artikel 12 OLW.
De rechtbank komt, nu de overlevering wordt geweigerd voor het cumulatieve vonnis, niet meer toe aan het toetsen van de onderliggende vonnissen in het kader van artikel 12 OLW.

4.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Legnica, III Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.