In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2022, wordt het beroep van eiseres, een Roemeense studente aan de Vrije Universiteit Amsterdam, behandeld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering over de periode van september 2020 tot en met december 2021. Eiseres had collegegeldkrediet toegewezen gekregen, maar de overige onderdelen van de studiefinanciering, zoals lening, reisvoorziening en aanvullende beurs, waren afgewezen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank beoordeelt of eiseres recht heeft op studiefinanciering als migrerend werknemer, zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat eiseres over de periode van september 2020 tot en met mei 2021 geen reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht tijdens haar stage, en dus niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. Voor de periode van juli tot en met november 2021 oordeelt de rechtbank echter dat eiseres wel recht heeft op studiefinanciering, omdat zij in die periode wel reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor de periode juli tot en met november 2021 en draagt de verweerder op om de studiefinanciering voor deze periode te berekenen en uit te betalen aan eiseres. Voor de maanden juni en december 2021 blijft het bestreden besluit in stand, omdat eiseres voor deze maanden geen recht op studiefinanciering kan aantonen. De rechtbank veroordeelt de verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres en de vergoeding van het griffierecht.