De vorderingen
[slachtoffer 1] heeft zich, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert aan schadevergoeding € 2.895,60. Dit bedrag bestaat uit € 595,60 aan vergoeding van materiële schade en € 2.300,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2] heeft zich, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert aan immateriële schadevergoeding € 2.300,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.3.Het oordeel van de rechtbank
Vorderingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële kosten rechtstreeks een gevolg zijn van het bewezenverklaarde. Op de foto’s die zich in het dossier bevinden, is te zien dat de autoruit gebroken is. Het schadebedrag is onderbouwd met een factuur van de garage waar de auto is gerepareerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gevorderde vergoeding van de materiële schade van € 595,60 geheel moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2021.
Overweging ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien deze ten gevolge van het strafbare feit schade heeft opgelopen. Bij de begroting van de vergoeding van deze schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden, waaronder de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend. Uit artikel 6:106, eerste lid onder b, BW volgt dat de benadeelden recht hebben op schadevergoeding indien zij lichamelijk letsel hebben opgelopen, hun eer of goede naam is geschaad of indien zij op andere wijze in de persoon zijn aangetast. Indien geestelijk letsel niet kan worden aangenomen omdat dit bijvoorbeeld niet is vastgesteld door een psychiater of psycholoog, is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. In dat geval moet de benadeelde partij deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvoor voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In deze zaak heeft verdachte in het wilde weg een schot gelost waarbij de kogel in de auto van de benadeelden terecht is gekomen en vlak langs hun tweejarige zoontje is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden volgt dat de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelden zo voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze ingevolge artikel 6:106 eerste lid onder b, BW.
De rechtbank heeft rekening gehouden met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en ziet daarin reden om de immateriële schadevergoeding te matigen. De door de benadeelde partijen aangehaalde jurisprudentie ziet op zaken waarin er gericht op een persoon is geschoten. Deze zaken acht de rechtbank daarom niet geheel vergelijkbaar. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 1.500,- per persoon.
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen het resterende deel van hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 1]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.095,60 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 2]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.