Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure in de hoofdzaak
- de dagvaarding van 8 april 2021, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring voor alle weren ex artikel 210 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met producties;
- de conclusie van antwoord in incident;
- de rolbeslissing van 23 juni 2021, waarbij het Psyon is vergund om [gedaagde] in vrijwaring te doen dagvaarden;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 9 februari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 juni 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken, alsmede de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen die zich in het procesdossier bevinden.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding in vrijwaring van 13 juli 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 23 februari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 juni 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken, alsmede de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen die zich in het procesdossier bevinden.
3.De feiten
selected invoices”) – verminderd met een factoringsvergoeding voor [gefailleerde] – binnen drie werkdagen aan [naam bedrijf] voldoen, terwijl [naam bedrijf] die vorderingen op haar beurt zou overdragen aan [gefailleerde] . In de factoringovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
toevoeging rechtbank] worden gedaan.”
toevoeging rechtbank] overmaken. (…)”
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
in de hoofdzaak
€ 69.132,35 verschuldigd is.
dezelfde rechtsrelatie(de rechtbank leest hier rechtsverhouding), zie sub (i) van 5.33. Daarvan is geen sprake. Bij dezelfde rechtsverhouding als bedoeld in artikel 6:130 BW gaat het erom of zodanige samenhang bestaat tussen vordering en schuld dat de uitbreiding van de verrekenmogelijkheid (of scherper gezegd: het mogelijk blijven van verrekening ondanks de cessie) wordt gerechtvaardigd. Dit moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Aan dit vereiste is niet voldaan. De vordering uit onverschuldigde betaling in de relatie tussen Psyon en [naam bedrijf] ontstaat omdat Psyon ten onrechte heeft betaald aan [naam bedrijf] . De als gevolg daarvan ontstane vordering heeft niet de hier vereiste samenhang met de schuld aan [gefailleerde] uit hoofde van de door [naam bedrijf] verrichte werkzaamheden en de daaropvolgende cessie. Mogelijk dat de vordering op [naam bedrijf] uit hoofde van onverschuldigde betaling wel verrekend kan worden als deze reeds vóór de cessie van de vorderingen waarvan de curator betaling vordert is opgekomen en opeisbaar is geworden (zie sub (ii) van 5.33). Daarvoor is nodig dat de verschillende data waarop de cessie is voltooid (steeds de ontvangst van de factuur door Psyon) vaststaan én de data waarop de vorderingen uit hoofde van onverschuldigde betaling ontstaan (steeds de betaaldata van de betaling aan [naam bedrijf] ). Beide zijn immers van belang voor de vraag of verrekend kan worden. Over met name dat laatste element heeft Psyon geen informatie verstrekt, terwijl dit wel van haar verwacht mocht worden omdat het een door haar gevoerd bevrijdend verweer betreft. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank dit verrekenweer passeren.
Ontvanger/Roelofsen).
[naam bedrijf] Niet verekkend” staat vermeld. Het is dan ook niet uitgesloten dat tussen [naam bedrijf] en [gefailleerde] daadwerkelijk de gestelde afspraak gold. Maar bij gebreke van een nadere toelichting, die ontbreekt, is het bestaan van die afspraak – laat staan de precieze inhoud daarvan – onvoldoende komen vast te staan.
going concernwas, in staat zou zijn geweest om de door Psyon onverschuldigd betaalde facturen van € 69.844,98 aan haar terug te betalen.