ECLI:NL:RBAMS:2022:5518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
AMS 21/1935
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag en ingebrekestelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te Assendelft, en de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel. Het geschil betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 13 mei 2020 aan eiser is opgelegd. Eiser heeft in februari 2021 een ingebrekestelling verstuurd en in maart 2021 verzocht om een dwangsom. De heffingsambtenaar heeft op 10 februari 2021 het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de aanslag vernietigd. Eiser heeft echter op 31 maart 2021 beroep ingesteld tegen deze uitspraak en op 8 juni 2021 tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op 9 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard, maar het verzet daartegen is op 29 maart 2022 gegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 21 juni 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet in gebreke is geweest, aangezien de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag heeft vernietigd. De rechtbank oordeelt dat eiser geen belang meer heeft bij zijn beroep, omdat de heffingsambtenaar volledig aan zijn verzoek heeft voldaan. Eiser heeft gesteld dat er geen expliciet besluit is genomen op zijn ingebrekestelling en dwangsomverzoek, maar de rechtbank verduidelijkt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag ook de ingebrekestelling en dwangsom omvat. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het beroep tegen de uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Assendelft, eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel.

Procesverloop

Op 13 mei 2020 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
In februari 2021 heeft eiser een ingebrekestelling verstuurd aan verweerder. In maart 2021 heeft eiser verzocht om een dwangsom.
Met een uitspraak op bezwaar van 10 februari 2021 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag vernietigd. De bestreden uitspraak is op 3 maart 2021 nogmaals naar eiser verstuurd, omdat hij deze niet had ontvangen.
Eiser heeft op 31 maart 2021 tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Op 8 juni 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. Bij uitspraak van 9 september 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Bij uitspraak van 29 maart 2022 is het verzet gegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [heffingsambtenaar]

Overwegingen

1. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast, zoals de rechtbank in de verzetsuitspraak van 29 maart 2022 [1] reeds heeft geoordeeld, dat de heffingsambtenaar niet in gebreke is geweest. Op 10 februari 2021 is een uitspraak op bezwaar genomen waarbij de naheffingsaanslag van eiser is kwijtgescholden. Daarmee is de heffingsambtenaar volledig tegemoetgekomen aan eiser. Om die reden heeft eiser geen belang meer bij het ingestelde beroep daartegen en kon hij in principe ook geen beroep meer instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit nu de heffingsambtenaar niet in gebreke was een besluit op zijn bezwaar te nemen.
2. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat er geen expliciet besluit is genomen op zijn ingebrekestelling van 5 januari 2021 en dat dus ook niet is beslist op zijn dwangsomverzoek.
3. De rechtbank begrijpt eiser zo dat hij zowel beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag, als tegen het niet (tijdig) beslissen op de ingebrekestelling en dwangsom. Als na de ingebrekestelling binnen de daartoe gestelde termijn nog steeds niet wordt beslist op de aanvraag kan, anders dan eiser stelt, alleen beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag en niet apart ook tegen het niet tijdig beslissen op de ingebrekestelling of dwangsom. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag omvat ook de ingebrekestelling en dwangsom. In de verzetsuitspraak van 29 maart 2022 heeft de rechtbank verder reeds geoordeeld dat eiser geen belang heeft bij zijn beroep, omdat de naheffingsaanslag in de uitspraak op bezwaar is vernietigd.
4. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank het beroep tegen de uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 september 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3896.