In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, woonachtig in Driouch (Marokko), en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 10 maart 2022, waarin verweerder het bezwaar van eiser tegen een eerdere weigering om terug te komen op een besluit van 20 oktober 2021 ongegrond had verklaard. Eiser had in het verleden meerdere keren verzocht om een WAO-uitkering, maar deze aanvragen waren steeds afgewezen omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Eiser had geen medische onderbouwing gepresenteerd die zijn stelling dat hij ziek en invalide was, kon ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geweigerd om terug te komen op de eerdere besluiten en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.