3.4. []the person was not personally handed the decision but:
-the decision will be handed personally immediately after delivery and
- the moment he is handed the decision, the person will be informed expressly related to his right to the case rejudgment or an appeal, within which he has the right to be present, allowing that the case, including the new evidences to be re-examined and can lead to the cancellation of the initial decision; and
- the person will be informed related to the time for which he can request the rejudgment of the case of promotion of a new appeal, which is of I month starting from the date when, after being brought into the country, the convicted person is communicated the conviction.
In de (ongedateerde) aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt, in antwoord op de vraag van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van 10 augustus 2022 of de opgeëiste persoon onvoorwaardelijk recht heeft op een verzetprocedure of hoger beroep, (alleen) verwezen naar de leden 1 en 3 van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering. Daarin staat kort gezegd dat de opgeëiste persoon een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak kan krijgen indien sprake is van een veroordeling bij verstek.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de inhoud van lid 2 van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering. Daaruit volgt dat van een veroordeling bij verstek sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht. In de aanvullende informatie is echter vermeld dat de opgeëiste persoon conform de wettelijke regeling is gedagvaard. Daarom staat niet vast dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak. De rechtbank constateert dat dus geen sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW.
Gelet op het voorgaande, kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt.
Uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan hij werd verdacht, omdat hij daarover als verdachte is verhoord. Hij is bij gelegenheid van dat verhoor conform artikel 108 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering gewezen op zijn rechten en plichten, waaronder de volgende ‘adresinstructie’:
(2) A suspect or defendant shall be informed of their rights listed under Art. 83, as well as of the following obligations: (…)
b) the obligation to communicate in writing, within 3 days, any change of address, by drawing their attention that, for failure to comply with this obligation, summons and any other documents communicated to the first address shall remain valid and shall be deemed as brought to their knowledge.
(…)
De opgeëiste persoon heeft tijdens zijn verhoor een adres opgegeven. De dagvaarding is op dat adres uitgereikt aan een familielid van de opgeëiste persoon. Het daarop volgende proces heeft geleid tot het vonnis van 27 januari 2022.
De opgeëiste persoon heeft verklaard rond april 2021 naar Nederland te zijn vertrokken. Niet gebleken is dat hij een adreswijziging heeft doorgegeven aan de Roemeense autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon in deze omstandigheden op zijn minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van eventuele oproepingen, zo hij al niet (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen op het proces. Zijn overlevering houdt daarom geen schending van zijn verdedigingsrechten in. De rechtbank ziet hierin aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.