ECLI:NL:RBAMS:2022:5560

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
13/150354-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 juli 2022. Het EAB, uitgevaardigd door de Botosani Court of Law op 3 maart 2022, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 1 september 2022 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn personalia correct zijn en heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld, waarbij eerder is geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Roemeense gevangenissen. Echter, de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een detentiegarantie verstrekt, waarin is aangegeven dat de opgeëiste persoon een minimale celruimte van 3 m2 zal hebben. De rechtbank concludeert dat, gezien deze garantie, er geen reëel gevaar is voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/150354-22 (EAB II)
RK nummer: 22/3386
Datum uitspraak: 15 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 maart 2022 door
the Botosani Court of Law(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis, te weten een
criminal sentence no. 97 from 27.01.2022 given in the file no.5143/193/2020 of Botosani Court of Law.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
4.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot dat vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
  • i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis; en
  • ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende EAB.
In het EAB staat daarover het volgende vermeld:
3.4. []
the person was not personally handed the decision but:
-the decision will be handed personally immediately after delivery and
- the moment he is handed the decision, the person will be informed expressly related to his right to the case rejudgment or an appeal, within which he has the right to be present, allowing that the case, including the new evidences to be re-examined and can lead to the cancellation of the initial decision; and
- the person will be informed related to the time for which he can request the rejudgment of the case of promotion of a new appeal, which is of I month starting from the date when, after being brought into the country, the convicted person is communicated the conviction.
In de (ongedateerde) aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt, in antwoord op de vraag van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van 10 augustus 2022 of de opgeëiste persoon onvoorwaardelijk recht heeft op een verzetprocedure of hoger beroep, (alleen) verwezen naar de leden 1 en 3 van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering. Daarin staat kort gezegd dat de opgeëiste persoon een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak kan krijgen indien sprake is van een veroordeling bij verstek.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de inhoud van lid 2 van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering. Daaruit volgt dat van een veroordeling bij verstek sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht. In de aanvullende informatie is echter vermeld dat de opgeëiste persoon conform de wettelijke regeling is gedagvaard. Daarom staat niet vast dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak. De rechtbank constateert dat dus geen sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW.
Gelet op het voorgaande, kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt.
Uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan hij werd verdacht, omdat hij daarover als verdachte is verhoord. Hij is bij gelegenheid van dat verhoor conform artikel 108 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering gewezen op zijn rechten en plichten, waaronder de volgende ‘adresinstructie’:
(2) A suspect or defendant shall be informed of their rights listed under Art. 83, as well as of the following obligations: (…)
b) the obligation to communicate in writing, within 3 days, any change of address, by drawing their attention that, for failure to comply with this obligation, summons and any other documents communicated to the first address shall remain valid and shall be deemed as brought to their knowledge.
(…)
De opgeëiste persoon heeft tijdens zijn verhoor een adres opgegeven. De dagvaarding is op dat adres uitgereikt aan een familielid van de opgeëiste persoon. Het daarop volgende proces heeft geleid tot het vonnis van 27 januari 2022.
De opgeëiste persoon heeft verklaard rond april 2021 naar Nederland te zijn vertrokken. Niet gebleken is dat hij een adreswijziging heeft doorgegeven aan de Roemeense autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon in deze omstandigheden op zijn minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van eventuele oproepingen, zo hij al niet (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen op het proces. Zijn overlevering houdt daarom geen schending van zijn verdedigingsrechten in. De rechtbank ziet hierin aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal

6.Detentieomstandigheden in Roemenië

De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) van 14 april 2022 naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021(CPT/Inf (2022)06), brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 17 augustus 2022 een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
(…)
If the person in custody is surrendered to the Romanian authorities on Henri Coanda Airport of Bucharest, he will be transferred initially at Rahova Penitentiary of Bucharest for attending the quarantine period for 21 days, in a 3sqm room.
(…)
When the quarantine period finishes, the National administration of Penitentiaries chooses the penitentiary where the convict will serve his custodial sentence taking into account that this penitentiary should be close to the convict’s place of residence and depending on the sentencing regime.
(…)
Based on the period of the custodial sentence, the convict will probably execute the custodial sentence initially in the semi-open regime. At the same time, according to his place of residence, for the beginning, he will probably execute the custodial sentence in the Penitentiary of Botosani.
(..)
Taking into account the perspective of implementing the measures included in “The Calendar of measures for 2020-2025 elaborated for the enforcement of Rezmives and others against Romania pilot decision and the decisions ruled in the group cases Bragadireanu against Romania”, as well as the number of prisoners that are in the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees a minimum individual area of 3sqm for the entire period of custodial sentence, including the bed and necessary furniture, without including the area for the sanitary facilities.
Uit deze garantie blijkt dat de opgeëiste persoon de beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3 m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garantie, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen in Roemenië waar hij naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Botosani Court of Law(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en M. Snijders Blok - Nijensteen, rechters
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.