Overwegingen
De aanleiding voor deze procedure
1. De aanslag is opgelegd voor de woning [adres] in Amsterdam. De woning is eigendom van eiseres. De aanslag bestaat uit een watersysteemheffing gebouwd (€ 73,85), een watersysteemheffing ingezetenen (€ 114,56) en een zuiveringsheffing woonruimte (€ 54,92).
2. In de bestreden uitspraak heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.
Ten aanzien van het procesbelang
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen procesbelang heeft in deze procedure, waardoor het beroepschrift niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Volgens verweerder voert eiseres dezelfde beroepsgronden aan als in eerdere proceduresen zijn deze beroepsgronden al meermaals weerlegd.
4. Volgens vaste rechtspraak is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende procesbelang heeft. Het feit dat eiseres dezelfde gronden aanvoert en dat deze in eerdere procedures reeds zijn weerlegd, betekent niet dat eiseres geen procesbelang heeft. In deze procedure is een andere, nieuwe aanslag onderhavig die vernietigd zou kunnen worden. Dit resultaat kan worden bereikt door het instellen van beroep. Eiseres heeft hiermee een reëel en actueel belang.
Ten aanzien van misbruik van recht
6. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat sprake is van misbruik van recht, nu eiseres sinds belastingjaar 2016 jaarlijks dezelfde gronden in procedure brengt met telkens hetzelfde resultaat, te weten een ongegrondverklaring.
7. Ingevolge artikel 3:13, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt haar niet inroepen voor zover hij haar misbruikt. In het tweede lid is bepaald dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Ingevolge het derde lid kan uit de aard van een bevoegdheid voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt. Ingevolge artikel 3:15 van het BW vindt artikel 3:13 buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft geoordeeld dat deze bepalingen zich verzetten tegen een inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van bevoegdheid behelst. De bepalingen bieden dan ook een wettelijke grondslag om een zodanig beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
8. Voor het niet-ontvankelijk verklaren van een bij een rechter ingesteld rechtsmiddel wegens misbruik van recht zijn zwaarwichtige gronden vereist, aangezien met de niet-ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dit geldt temeer wanneer het gaat om een door de burger tegen de overheid aangewend rechtsmiddel, gelet op de – soms zeer verstrekkende – bevoegdheden waarover de overheid beschikt. Alleen als over de zwaarwichtige gronden geen enkele twijfel bestaat, volgt niet-ontvankelijkverklaring. Zwaarwichtige gronden zijn onder meer aanwezig indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Een min of meer overmatig beroep op de door de overheid geboden faciliteiten levert in het algemeen op zichzelf geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt die overheid in zoverre. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden, bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik van recht.
9. De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat sprake is van misbruik van recht. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat de beroepen worden ingesteld om de aanslagen vernietigd te krijgen. Ondanks dat eiseres alle besluiten aanvecht met gelijkluidende beroepschriften en ook door blijft procederen met die gelijkluidende gronden, acht de rechtbank op dit moment onvoldoende evident dat zij dat alleen doet om proceskosten, dwangsommen en schadevergoedingen te verbeuren.
10. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van procesbelang en geen sprake is van misbruik van recht, is het beroep ontvankelijk en komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de overschrijding van de opbrengstlimiet
11. Eiseres voert aan dat de opbrengstlimiet is overschreden en dat de aanslag om die reden moet worden vernietigd. De opbrengstlimiet houdt in dat de geraamde baten van een heffing de geraamde lasten niet mogen overschrijden.
12. De rechtbank overweegt dat voor de stelplicht en bewijslast bij de beoordeling van de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden de regels gelden zoals de Hoge Raad die heeft gegeven in zijn uitspraak van 4 april 2014.Als een belanghebbende aanvoert dat de geraamde baten de geraamde lasten ter zake hebben overschreden, ligt het op de weg van de heffingsambtenaar om inzicht te verschaffen in de ramingen. Dat kan op basis van een begroting, maar ook op basis van andere gegevens. Omdat de bewijslast van de feiten die overschrijding van de opbrengstlimiet onderbouwen op de belanghebbende rust, dient de belanghebbende, nadat de heffingsambtenaar aldus inzicht heeft verschaft, voldoende gemotiveerd te stellen waarom naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. De heffingsambtenaar hoeft niet te bewijzen dat die twijfel ongegrond is. De bewijslast voor de feitelijke onderbouwing van het beroep op limietoverschrijding rust op de belanghebbende.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de bestreden uitspraak, onder verwijzing naar de bij eiseres bekende begroting van het Waterschap (de begroting), overtuigend inzicht heeft gegeven in de methode van kostendekking en in de over het jaar 2020 geraamde opbrengsten en kosten. Uit de begroting blijkt dat de inkomsten uit de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing niet kostendekkend waren en daarom uit de egalisatiereserve zijn aangevuld. Hierbij betrekt de rechtbank dat eiseres uit eerdere procedures genoegzaam bekend mag worden verondersteld met de taken van het Waterschap, het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer, waarvoor de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing de enige bronnen van inkomsten zijn. Hetzelfde geldt voor het door het Waterschap uitbesteden van de uitvoering van haar taakstelling aan de Stichting Waternet. De kosten van de uitvoering staan verantwoord in de begroting.
14. Vervolgens is het aan eiseres om te stellen waarom er redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. Eiseres twijfelt aan de in de begroting vermelde kosten van de Stichting Waternet voor de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing van 111 miljoen euro, maar motiveert haar twijfel niet. Evenmin motiveert eiseres de door haar gestelde twijfel aan de toerekening van de post ‘Afschrijving van activa’ in de begroting aan de genoemde taken. Voor zover eiseres stelt dat twijfel al wordt opgeroepen door een post aan de orde te stellen, volgt de rechtbank haar niet. Volgens het arrest van de Hoge Raad dient eiseres voldoende gemotiveerd te stellen waarom er redelijke twijfel bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres haar twijfel onvoldoende gemotiveerd. Eiseres heeft in algemene termen en slechts summier gesteld dat zij twijfelt aan de posten en de ramingen zoals door verweerder gegeven. Verweerder was hierdoor niet gehouden om nadere inlichtingen te verstrekken. De verwijzingen van verweerder zijn voldoende. De beroepsgrond dat sprake is van overschrijding van de opbrengstlimieten slaagt niet.
Ten aanzien van de dwangsom
15. Eiseres verzoekt de rechtbank het bezwaar tegen het dwangsombesluit in de beoordeling van het beroep te betrekken. Op grond van artikel 4:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking op de aanvraag mede betrekking op een beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Voorgaande betekent dat de rechtbank ook het bezwaar tegen het dwangsombesluit zal beoordelen.
16. Volgens vaste rechtspraak is een bestuursorgaan slechts één dwangsom verschuldigd bij aanvragen of bezwaren die gelijktijdig zijn ingediend en inhoudelijk samenhangen.Nu de heffingen op hetzelfde aanslagbiljet zijn vermeld en betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, is daarom op goede gronden slechts één dwangsom verbeurd. Het betoog van eiseres dat verweerder haar ten onrechte geen afzonderlijke dwangsommen heeft toegekend voor de watersysteemheffing gebouwd, watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing, kan daarom niet slagen.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
18. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.