ECLI:NL:RBAMS:2022:5813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
AMS 22/2442
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verbod voor rijden op de weg wegens niet voldoen aan vergewisplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 3 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegd verbod om met zijn auto op de weg te rijden behandeld. De verweerder, de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), had op 24 januari 2022 aan eiser meegedeeld dat hij zijn auto met kenteken [kenteken] niet meer op de weg mocht rijden totdat deze opnieuw gekeurd was. Dit besluit volgde op een WOK-melding van de politie, waarin werd gesteld dat het voertuig als schadevoertuig moest worden aangemerkt. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard door verweerder op 15 april 2022.

De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Eiser heeft betoogd dat de melding van de politie onjuist was en dat er geen sprake was van ernstige vervormingen of beschadigingen aan zijn voertuig, zoals in de WOK-melding werd gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de technische beoordeling van de politie niet voldoende was onderbouwd en dat verweerder had moeten twijfelen aan de juistheid van de melding.

De rechtbank vernietigt het besluit van 15 april 2022 en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-, en het betaalde griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/2442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. U. Özcan)
en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schuring).

Inleiding

1. In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiser tegen het opgelegde verbod voor rijden op de weg.
1.1
Verweerder heeft met zijn besluit van 24 januari 2022 aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 24 januari 2022 niet meer met zijn auto met kenteken [kenteken] op de weg mag rijden totdat deze opnieuw gekeurd is.
1.2
Met het besluit van 15 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn vergewisplicht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De rechtbank is uitgegaan van het volgende. Verweerder heeft op 24 januari 2022 een WOK-melding (‘wachten op keuring’) van de politie ontvangen over eisers auto met kenteken [kenteken] . Het gaat volgens de melding om een schadevoertuig waaraan het volgende mankeert:
  • Eén of meer wielophangingen zijn ernstig vervormd in combinatie met één van de overige punten; en
  • Het frame is ernstig beschadigd.
4.2
De in deze zaak relevante juridische bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement en de Regeling voertuigen zijn opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Heeft eiser procesbelang?
5. De rechtbank staat allereerst voor de vraag of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep omdat verweerder heeft opgemerkt dat nu geen sprake meer is van een verbod voor het rijden op de weg. Eisers auto is inmiddels goedgekeurd. Voorafgaand aan de zitting heeft eiser uitgelegd dat hij door het opgelegde verbod enige tijd zijn auto niet meer mocht gebruiken en hij daarom tijdelijk een andere auto heeft moeten regelen. Ook heeft hij extra parkeerkosten moeten maken omdat de parkeervergunning voor bewoners op het kenteken stond van zijn eigen auto. De gemaakte kosten voor de huur van de vervangende auto en voor het parkeren worden door eiser aangemerkt als schade en daarom is eiser van mening dat hij procesbelang heeft. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat hij zich in eisers uitleg kan vinden. De rechtbank neemt dan ook het procesbelang van eiser aan.
Heeft verweerder voldaan aan zijn vergewisplicht?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder niet voldaan heeft aan zijn vergewisplicht. Er is aanleiding om te twijfelen aan de melding die verweerder heeft ontvangen van de politie. Het proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022 toont aan dat er, in tegenstelling tot de melding die is gedaan, geen sprake is van “één of meer wielophangingen die ernstig zijn vervormd” of dat het “frame ernstig is beschadigd” zoals wordt bedoeld in de Regeling voertuigen. Verweerder heeft dus ten onrechte eisers voertuig als schadevoertuig aangemerkt en het verbod voor rijden op de weg opgelegd.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid van verweerder om een verbod voor rijden op de weg op te leggen, [1] een discretionaire bevoegdheid betreft, waardoor verweerder bij het al dan niet toepassen van deze bevoegdheid beoordelingsruimte heeft. Gelet hierop moet de rechtbank toetsen of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid een verbod op te leggen.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet kan opkomen tegen de technische beoordeling van de politie. Deze technische beoordeling is door de politie gedaan in de melding van 24 januari 2022. Daarin heeft de politie namelijk geoordeeld dat sprake is van vervorming van één of meer wielophangingen en van ernstige beschadiging van het frame van eisers auto. Omdat tegen een technische beoordeling geen beroep openstaat, [2] heeft verweerder het bezwaar op dit punt niet-ontvankelijk verklaard.
6.3
De rechtbank volgt verweerder hierin niet en verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 oktober 2018. [3] Eiser is namelijk niet opgekomen tegen de WOK-melding zelf, maar tegen het besluit van verweerder dat eiser niet meer met de auto op de weg mag rijden tot de auto opnieuw gekeurd is. Een daartoe strekkend besluit is naar het oordeel van de rechtbank geen technische beoordeling van een voertuig. [4] De WOK-melding van de politie vormt een onderbouwing van verweerders besluitvorming. Deze melding moet daarom worden gedefinieerd als een deskundigenadvies, die de rechtbank uit oogpunt van rechtsbescherming kan toetsen in lijn met de vaste jurisprudentie daarover van de Afdeling. [5] Dit betekent dat de rechtbank moet toeten of verweerder zich ervan heeft vergewist dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud inzichtelijk en concludent is. Het laatste betekent dat de gedachtegang duidelijk en voldoende controleerbaar moet zijn. [6]
6.4
In dit geval is de WOK-melding opgesteld door een politieagent en daaruit blijkt dat sprake zou zijn van een schadevoertuig omdat één of meer wielophangingen ernstig zijn vervormd en het frame ernstig is beschadigd. In beginsel mag verweerder uitgaan van een dergelijk deskundigenadvies. [7] Het is vervolgens aan eiser om zijn betoog dat de door de politie gemaakte beoordeling niet kan kloppen te onderbouwen. Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat er concrete aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de WOK-melding van de politie. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt. Eiser heeft namelijk aangevoerd dat in het proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2022 (“proces-verbaal”) niet gesproken wordt over een ernstige vervorming van de wielophanging. Het proces-verbaal zegt hierover het volgende:
“... zagen direct dat het rechter voorwiel in zijn geheel mistte. Wij zagen dat enkel een velg zichtbaar was en dat deze velg ook schade had [...] Ook zagen wij dat er aan de linker achterzijde van het voertuig een scherp stuk metaal uitstak”.De rechtbank constateert dat in het proces-verbaal alleen gesproken wordt over een beschadigde velg en niet over een beschadigde wielophanging. Het proces-verbaal had om deze reden al aanleiding moeten zijn voor verweerder om te twijfelen aan de melding van 24 januari 2022 en dit verder te onderzoeken. Uit het later overgelegde zaakoverzicht van het Openbaar Ministerie van 10 juni 2022 blijkt eveneens dat de verbalisanten hadden geconstateerd dat de velg nog zichtbaar was en dat deze beschadigd was. Uit dit zaaksoverzicht en de daarbij bijgevoegde foto blijkt ook dat geen sprake is van een beschadigd frame. Op de foto is duidelijk te zien dat het gaat om een bumper die deels uitsteekt. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat een velg geen onderdeel is van een wielophanging en dat een bumper geen onderdeel is van een frame. Uit deze constateringen volgt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder had moeten twijfelen aan de melding van de politie. Verweerder heeft dus niet aan zijn vergewisplicht voldaan.
Conclusie
7. Omdat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, is eisers beroep gegrond. De rechtbank zal het besluit van 15 april 2022 vernietigen. Voor de rechtbank is er geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, gelet op de beoordelingsruimte van verweerder. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Daarbij krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759 -), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-. Of eiser in aanmerking komt voor vergoeding van de kosten in de bezwaarprocedure moet verweerder in het nieuwe besluit beoordelen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak en met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Volgens artikel 8:4, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een technische beoordeling van een voertuig.
Wegenverkeerswet 1994
Volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is een schadevoertuig een voertuig dat ten gevolge van een beschadiging niet langer deugdelijk van bouw en inrichting is.
Volgens artikel 48, zevende lid, van de WVW kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat in door de Dienst Wegverkeer te bepalen gevallen met een ingeschreven en te naam gesteld motorrijtuig of aanhangwagen niet op de weg mag worden gereden.
Volgens artikel 51, derde lid, aanhef en onderdeel d, van de WVW, kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard indien het ingeschreven voertuig een schadevoertuig betreft dat voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde kenmerken, dan wel indien het voertuig na herstel van de schade niet voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van de wijze waarop de schade is hersteld.
Kentekenreglement
Volgens artikel 38, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Kentekenreglement kan de Dienst Wegverkeer bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden indien naar het oordeel van deze dienst het voertuig niet voldoet aan een of meer van de in artikel 51a, derde lid, onderdelen b, c, of d, van de WVW bedoelde eisen.
Volgens artikel 38, tweede lid, van het Kentekenreglement geldt het verbod om met een voertuig op de weg te rijden als bedoeld in artikel 48, zevende lid, van de WVW vanaf het tijdstip waarop dit door een van de in artikel 159 van de WVW bedoelde personen is aangezegd.
Regeling voertuigen
In deze regeling wordt verstaan onder:
schadevoertuig:voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de WVW. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een voertuig:
waarvan de dragende carrosseriedelen ernstig zijn vervormd;
waarvan de langsbalken van het chassis ernstig zijn vervormd;
waarvan één of meer deurstijlen ernstig zijn vervormd;
waarvan het dak is verwijderd of de deur- of raamstijlen zijn doorgeknipt;
waarvan één of meer wielophangingen ernstig zijn vervormd in combinatie met één van de overige punten;
met ernstige brand- of waterschade, of
waarvan het frame ernstig is beschadigd;

Voetnoten

1.Op grond van artikel 38, eerste lid, aanhef en onder b, van het Kentekenreglement.
2.Op grond van 8:4, derde lid, sub c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (in samenhang met artikel 7:1 van de Awb).
4.Als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, onder c, van de Awb.
5.De rechtbank verwijst naar r.o. 7.2 van de onder noot 3 genoemde Afdelingsuitspraak.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2740.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2076, r.o. 4.1