In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 februari 2022, is de zaak aan de orde waarin eiseres, werkzaam als caissière, in beroep gaat tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-uitkering die per 24 juni 2020 werd beëindigd, omdat verweerder haar arbeidsongeschiktheid op 31,07% had vastgesteld. Eiseres betwist deze beoordeling en stelt dat haar medische klachten, waaronder reuma en hartritmestoornissen, niet adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank behandelt de processtukken en de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen die aan de besluiten ten grondslag liggen. De rechtbank concludeert dat de rapportages zorgvuldig zijn opgesteld en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de medische gegevens. Eiseres heeft geen specifieke beroepsgronden aangevoerd tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres voor 31,07% arbeidsongeschikt is en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsartsen in dit proces.