ECLI:NL:RBAMS:2022:6273

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1611
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid burgemeester tot sluiting van woning wegens hennepteelt

In deze zaak doet de rechtbank uitspraak op het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning met ingang van 10 september 2020. De sluiting volgde op een politie-inval waarbij in de woning van eiser een hennepkwekerij werd aangetroffen. De burgemeester had op 4 september 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd, maar de voorzieningenrechter had deze sluiting verkort naar zes weken. Eiser was het niet eens met het besluit van de burgemeester en startte een procedure. De rechtbank moest beoordelen of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en of hij in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, maar dat de sluiting niet noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een ernstige situatie die een sluiting rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de sluiting van de woning werd opgeheven. Eiser kreeg de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.P.A.M. Wouters),
en

de burgemeester van de gemeente [woonplaats] , verweerder

(gemachtigde: mr. J. Pach).

Overwegingen

Inleiding
1. In deze zaak doet de rechtbank uitspraak op het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning met ingang van 10 september 2020.
2.1.
Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar de zoon van eiser heeft de politie op [datum] de woning van eiser aan het adres [adres] te [woonplaats] (de woning) doorzocht. In een van de slaapkamers van de woning heeft de politie een ingebouwde ruimte aangetroffen met daarin:
- 25 plantenbakken/potten die waren gevuld met afgeknipte stengels en wortels van hennepplanten;
- op de vloer resten van hennepplanten waaronder een afgeknipte henneptop;
- twee assimilatielampen, een koolstoffilter, een slakkenhuis en aan-afzuiginstallatie;
- een droognet.
2.2.
Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid hennep in de woning aanwezig was en dat de ruimte in de slaapkamer van de woning was gebouwd, ingericht en gebruikt als hennepkwekerij met een bedrijfsmatig karakter. De burgemeester heeft op 13 augustus 2020 eiser laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten.
Procesverloop
3.1.
Bij besluit van 4 september 2020 (het primaire besluit) heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd en de woning gesloten voor de duur van drie maanden vanaf 10 september 2020. Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend en de voorlopige voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
3.2.
Op 24 september 2020 heeft de voorzieningenrechter over het primaire besluit geoordeeld dat de sluiting van de woning voor drie maanden niet proportioneel is en heeft de sluiting verkort naar zes weken. [1]
3.3.
Bij besluit van 18 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De burgemeester is van mening dat op basis van de feiten en omstandigheden zoals die ten tijde van de sluiting bij de burgemeester kenbaar waren, een bestuurlijke waarschuwing onvoldoende was geweest en de burgemeester daarom op goede gronden tot de sluiting van de woning heeft kunnen komen. De sluiting van de woning wordt daarom in stand gelaten, maar de sluitingstermijn wordt teruggebracht van drie maanden naar zes weken, gelet op de in bezwaar ingebrachte informatie over onder meer het stroomgebruik.
3.4.
Eiser is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure. De zaak werd met partijen op zitting besproken op 15 september 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
4. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten voor zes weken én of de burgemeester gelet op de aangevoerde omstandigheden in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage.
Procesbelang aanwezig
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser – anders dan de burgemeester kennelijk meent - procesbelang heeft bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Met het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar is het procesbelang reeds gegeven. Daar komt bij dat eiser op de zitting heeft toegelicht heeft hij schade geleden omdat hij niet in zijn woning kon verblijven en is hij voornemens schadevergoeding te vragen ingeval een gegrond beroep.
Beoordelingskader
6.1.
De burgemeester is in beginsel bevoegd een woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet als er een handelshoeveelheid softdrugs in een woning is aangetroffen, die geacht wordt te zijn bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking, wordt aangetroffen. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een woning die groter is dan de hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor de verkoop, levering of verstrekking.
6.2.
Ter invulling van zijn bevoegdheid heeft de burgemeester beleidsregels vastgesteld. Hieruit volgt dat als er een handelshoeveelheid wordt aangetroffen in een woning die daadwerkelijk wordt bewoond, er in beginsel eerst een waarschuwing wordt gegeven gelet op de vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. In dit beleid is een indicatorenlijst opgenomen voor de afweging of er sprake is van verzwarende omstandigheden dat van (spoedeisend) optreden niet kan worden afgezien en wel tot onmiddellijke sluiting kan worden overgegaan (zie bijlage voor indicatorenlijst). Bij een woning wordt een sluitingstermijn van drie maanden gehanteerd.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
7.1.
Eiser voert aan dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Immers, de burgemeester heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een handelshoeveelheid dan wel dat is voldaan aan het bestemmingscriterium. Uit het proces-verbaal blijkt slechts dat er afgeknipte stengels met wortels zijn aangetroffen maar niet of deze hoeveelheid de vijf gram of vijf planten-grens overschrijdt en wat de staat van deze plantenresten was.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten. De bepaling van artikel 13b van de Opiumwet vereist niet dat in een woning een bepaalde hoeveelheid drugs is aangetroffen. De burgemeester is namelijk ook bevoegd om deze bepaling toe te passen indien minder dan een handelshoeveelheid (of geen) drugs zijn aangetroffen in de woning, maar op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in de woning (zie ook de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 juli 2018, ECLI:RVS:2018:2400) De rechtbank acht dit voldoende aannemelijk geworden gelet op hetgeen is aangetroffen tijdens de inval. Hierbij is van belang dat er (zie onder 2.1) tijdens de inval 25 potten zijn aangetroffen, alsmede voorwerpen die wijzen op een bedrijfsmatige teelt waaronder twee assimilatielampen, een koolstoffilter, een slakkenhuis en aan-afzuiginstallatie en een droognet.
(Noodzaak tot) sluiting of waarschuwing?
8.1.
Als de bevoegdheid tot woningsluiting in beginsel aanwezig is, is vervolgens de vraag aan de orde of de burgemeester gelet op de aangevoerde omstandigheden in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. In dat kader dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
8.2.
De burgemeester is van mening dat de sluiting noodzakelijk was met het oog op de openbare orde, de bescherming van het woon-en leefklimaat en het afgeven van een signaal dat strikt wordt opgetreden tegen de productie en handel in verdovende middelen. Eiser voert aan dat er geen noodzaak tot sluiting bestond en de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing.
8.3.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [2] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel daarmee ook had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
8.4.
De rechtbank stelt vast dat de inval in de woning heeft plaatsgevonden op
[datum] en dat de woning pas bij besluit van 4 september 2020 – zes weken later – is gesloten, met ingang van 10 september 2020. De rechtbank leidt daaruit af dat de burgemeester geen noodzaak zag om de woning onmiddellijk te sluiten. In het kader van de beleidslijn van de burgemeester stelt de rechtbank vast dat, hetgeen ook niet in geschil is, geen sprake was van illegaal stroom aftappen, geen sprake is geweest van brandgevaar, geen handelsgeld is aangetroffen, noch vuurwapens. Ook waren geen meldingen bij de politie over mogelijke drugshandel vanuit de woning, dan wel meldingen uit de buurt over overlast. In het kader van het hierboven opgesomde onder 8.3. stelt de rechtbank vast dat eiser op de zitting heeft betoogd dat zijn woning niet in een kwetsbare wijk ligt. Dit is door de burgemeester niet bestreden. Verder acht de rechtbank van belang dat hier geen harddrugs zijn aangetroffen, geen weegschalen en geen grote hoeveelheden geld, maar attributen die wijzen op hennep(teelt) en dus softdrugs. Daarbij komt dat eiser, anders dan de burgemeester kennelijk meent, reeds in de zienswijze een verklaring heeft gegeven voor de mislukte hennepteelt van een jaar geleden. Verder heeft eiser in bezwaar een verklaring overgelegd van de buurvrouw en van de klusjesman. De buurvrouw heeft verklaard nooit overlast hebben gehad van eiser, of enige kenmerken van drugs of drugshandel. De klusjesman heeft verklaard dat hij een offerte voor eiser heeft opgesteld voor de verbouwing van de woning, waarbij hij nooit een hennepkwekerij in werking heeft gezien. Gelet op deze aangevoerde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een beperkte ernst en omvang van de overtreding. Hierdoor ziet de rechtbank onvoldoende steun voor het oordeel dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, te meer omdat de woning pas zes weken na de politie-inval is gesloten. Daardoor kan niet meer gezegd worden dat de woning onmiddellijk gesloten moest worden om de “loop” eruit te halen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de burgemeester zich, gelet op de aan hem gerapporteerde situatie, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van een ernstige situatie waarin een sluiting van de woning voor de duur van zes weken noodzakelijk was en niet kon worden volstaan met een waarschuwing. De noodzaak tot sluiting is daarmee niet gegeven De burgemeester had in dit geval kunnen en moeten volstaan met een waarschuwing bij afwezigheid van een noodzaak tot sluiting.
8.5.
Gelet daarop is het beroep gegrond. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven en wordt vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen.
Conclusie
9. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
10. Omdat eiser in het gelijk wordt gesteld, krijgt hij de kosten vergoed die hij in deze procedure heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.036,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.036,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.L. van Egmond, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

1. Volgens artikel 5:31, eerste lid van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Op grond van artikel 3, onder b, van de Opiumwet is het verboden om hennep te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren. Hennep staat op lijst II ( hennep, elk deel van de plant van het geslacht Cannabis) (hennep) waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden).
3. In artikel 11, derde lid, van de Opiumwet staat dat hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met artikel 3, onder b, gegeven verbod, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
4. In artikel 11a, van de Opiumwet staat dat hij die stoffen of voorwerpen bereidt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimtes, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbare gestelde feiten wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of een geldboete van de vijfde categorie.
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
6. Volgens Beleidsregel ex artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de toepassing van artikel 13b Opiumwet (drugs-overtredingen/hennepteelt) en artikel 174 Gemeentewet (voorbereidende handelingen/growshops), onder 2.1.3, kan de burgemeester, indien er sprake is van zodanig verzwarende omstandigheden dat van (spoedeisend) optreden in redelijkheid niet kan worden afgezien, besluiten om zonder waarschuwing over te gaan tot sluiting van de woning. Daarbij kunnen onder meer de volgende factoren van belang zijn:
- de inrichting en het bedrijfsmatig karakter van de hennepplantage (bijvoorbeeld illegaal stroom aftappen, aanwezige hennepresten van een vorige productie en randapparatuur voor het in standhouden van een hennepplantage);
- de wijze waarop de aangetroffen drugs zijn verpakt;
- of er sprake is (geweest) van brandgevaar of enig ander gevaar;
- aantreffen van handelsgeld en of aanwezigheid van (vuur)wapens;
- de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert; dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen;
- overlast vanuit de woning;
- ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies en niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen;
- ( de vrees voor) herhaling;
- overige feiten en omstandigheden van het geval.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 24 september 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4693.