Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Lääne District Prosecutor’s Office(Estland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
.
Rechtbank Amsterdam
Op 6 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Estse autoriteiten. De vordering was ingediend op 11 november 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1975 en met de Italiaanse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 23 december 2021 heeft de verdediging aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het EAB op diezelfde dag door de Estse autoriteiten was ingetrokken. De officier van justitie betwistte deze intrekking en stelde dat deze nietig was, omdat de opgeëiste persoon een straf had gekregen via een videoverbinding, wat volgens de Nederlandse wet niet is toegestaan.
De rechtbank heeft de zorgen van de officier van justitie over de schending van de Nederlandse soevereiniteit door de Estse autoriteiten erkend, maar oordeelde dat de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie had doen vervallen. De rechtbank volgde de conclusie van de raadsman dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in zijn vordering. De rechtbank heeft vervolgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB en heeft de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. M. van Mourik, met mrs. M.T.C. de Vries en J.H. Beestman als rechters, en griffier mr. F.A. Potters.