ECLI:NL:RBAMS:2022:6415

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
C/13/716358 / HA ZA 22-308
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bonus en RSU's door ex-werknemer na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert een ex-werknemer, eiseres, betaling van een additionele BIG-bonus en een bedrag voor vervallen verklaarde RSU's van haar voormalige werkgever, Hillrom. De eiseres had een arbeidsovereenkomst met Hillrom en was statutair bestuurder. Na haar vertrek op 1 februari 2022, op basis van een vaststellingsovereenkomst (VSO), ontstond een geschil over de hoogte van de BIG-bonus en de RSU's. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres recht heeft op een minimale BIG-bonus van € 110.432,00, maar dat de uiteindelijke bonus hoger uitvalt door de financiële prestaties van het team. De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op een surplus van € 60.149,00, omdat de BIG-bonus op basis van de vastgestelde prestaties hoger is dan het reeds betaalde bedrag. De vordering tot betaling van € 131.969,34 voor vervallen verklaarde RSU's wordt afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat Hillrom niet verantwoordelijk is voor de terugdraaiing van de RSU's en dat er geen causaal verband is tussen het handelen van Hillrom en de schade van eiseres. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/716358 / HA ZA 22-308
Vonnis van 9 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. B.S. Hagemann te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HR EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.G. Veldhuizen te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en Hillrom genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 april 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 13 juli 2022 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hillrom behoort tot het Hillrom-concern. De naar het recht van de Verenigde Staten opgerichte vennootschap Hillrom Holdings Inc. (hierna: Hillrom US) is de moedervennootschap. Het fiscale jaar binnen Hillrom loopt van 1 oktober tot 30 september 2021.
2.2.
Het Hillrom-concern kent een zogeheten Stock Incentive Plan, ook wel het Long Term Incentive Stock Incentive Program genoemd (hierna: het plan).
2.3.
[eiseres] is op 1 oktober 2012 in dienst getreden bij Hillrom.
2.4.
[eiseres] is per 24 mei 2019 benoemd tot statutair bestuurder van Hillrom.
2.5.
Op 5 september 2019 hebben partijen een arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst) gesloten. Op basis daarvan vervulde [eiseres] per 1 januari 2020 de functie van General Manager France, Benelux & Iberia binnen Hillrom. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [eiseres] naast haar salaris in aanmerking komt voor een jaarlijkse bonus (de BIG-bonus). Daarnaast komt zij in aanmerking voor deelname aan het plan, waarbij jaarlijks RSU’s kunnen worden toegekend door Hillrom US. RSU’s (Restricted Stock Units) zijn voorwaardelijk toegekende gratis aandelen waarvan de eigendom pas op de werknemer overgaat voor zover de werknemer aan bepaalde voorwaarden voldoet.
2.6.
Op 5 november 2020 heeft Hillrom onder meer het volgende aan [eiseres] gemaild:
“For fiscal year 2021, you have been assigned to the Corporate and France, Benelux and Iberia BIG Pools. Your target opportunity is 40% of your base salary. Your incentive payout is based on your target opportunity, the company’s performance against assigned BIG Pool measures, and your individual performance.”
2.7.
In april 2021 is [eiseres] door haar leidinggevende aangesproken over haar functioneren als manager. Kort daarna heeft zij zich ziekgemeld. In het voorjaar van 2021 hebben partijen onderhandeld over een vertrekregeling voor [eiseres] . In dat kader heeft (de advocaat van) Hillrom op 8 juli 2021 een conceptvaststellingsovereenkomst aan (de advocaat van) [eiseres] gemaild. Artikel 3.2 van die conceptvaststellingsovereenkomst luidde onder meer als volgt:
Article 3 Remuneration and Severance Payment
(…)
2. Employee will be entitled to a pro-rated BIG bonus payment of EUR 110,432.00 gross, to be paid to Employee as part of the final settlement of account.”
2.8.
In reactie daarop (de advocaat van) Hillrom op 8 juli 2021 onder meer het volgende aan (de advocaat van) [eiseres] gemaild:
“Artikel 3.2: de BIG bonus is nu op een minimumbedrag van EUR 110 K gezet maar wanneer [eiseres] op grond van de actual performance (op basis van het bonusplan) hoger scoort dan zal het hogere bedrag worden uitgekeerd. Dat heb ik nu ook zo verwoord;”
In het bijgevoegde concept is de volgende tekst opgenomen:
Article 3 Remuneration and Severance Payment
(…)
2. Employee will be entitled to a minimum pro-rated BIG bonus payment for the FY 2021 of EUR 110,432.00 gross, or a higher payment if the Employee is entitled to a higher BIG bonus on the basis of the applicable bonus plan rules, to be determined by Employer. The BIG bonus shall be paid to Employee as part of the final settlement of account.”
2.9.
Op 9 juli 2021 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2022. Artikel 3.2 van de VSO is hetzelfde als de laatste versie die (de advocaat van) Hillrom op 8 juli 2021 had gemaild. De VSO bepaalt het volgende over de rechten van [eiseres] onder het plan:
Article 3 Remuneration and Severance Payment
(…)
3. Any outstanding equity entitlements of Employee under the Hillrom Holdings Inc. Stock Incentive plan will be settled in accordance with this plan and the respective grant agreements, meaning that Employee is entitled to receive all equity that is vested before February 1, 2022 (as shown on the Outstanding Equity Report). Employee is entitled to exercise any the vested stock options equity up and until 90 days from January 31, 2022. Any outstanding awards that are not vested before February 1, 2022, shall forfeit without the payment of any consideration.”
2.10.
Op 13 december 2021 is Hillrom US overgenomen door Baxter International.
2.11.
Vervolgens heeft Fidelity Investments (hierna: Fidelity), degene die namens Hillrom US het plan uitvoerde, alle door [eiseres] gehouden RSU’s omgezet in aandelen en de waarde van die aandelen, te weten $ 2.129.670,08 aan [eiseres] toegekend. Kort daarna heeft Fidelity de omzetting in aandelen van een gedeelte van de RSU’s teruggedraaid en deze RSU’s vervallen verklaard, zodat het aan [eiseres] toegekende bedrag neerkwam op $ 1.917.514,32.
2.12.
Partijen hebben vervolgens – samengevat – met elkaar gecorrespondeerd over de vraag of die RSU’s vervallen verklaard mochten worden en over de hoogte van de BIG-bonus. In dat kader heeft (de advocaat van) Hillrom op 14 januari 2022 aan (de advocaat van) [eiseres] geschreven dat de
performancevan de groep waarvan [eiseres] deel uitmaakte in 2021 154,47% was en dat haar persoonlijke functioneren is vastgesteld op
“Partially Meets Expectations”, wat zich heeft vertaald in een percentage tussen 0 en 80%. Als deze percentages met elkaar worden vermenigvuldigd, komt het toe te kennen bedrag volgens Hillrom lager uit dan het bedrag van € 110.432,00 dat partijen in de VSO zijn overeengekomen.
2.13.
Bij de eindafrekening heeft Hillrom eind februari 2022 onder andere een beëindigingsvergoeding en een bedrag van € 110.432,00 aan BIG-bonus aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • veroordeling van Hillrom tot betaling van € 60.149,00 aan additionele BIG-bonus, vermeerderd met de wettelijke rente,
  • veroordeling van Hillrom tot betaling van € 131.969,34 voor vervallen verklaarde RSU’s, vermeerderd met de wettelijke rente,
  • zodanige maatregelen te treffen als de rechtbank geraden acht, al dan niet onder oplegging van een dwangsom,
  • veroordeling van Hillrom in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Hillrom voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De discussie van partijen richt zich op twee onderwerpen: 1) de BIG-bonus en 2) de RSU’s. De rechtbank zal die onderwerpen hierna behandelen.
BIG-bonus
4.2.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of [eiseres] aanspraak heeft op € 60.149,00 boven de reeds aan haar uitgekeerde BIG-bonus van € 110.432,00.
4.3.
De beantwoording van die vraag vergt uitleg van de VSO. Bij die uitleg komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de VSO mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
Voor die uitleg is met name artikel 3.2 VSO van belang. Daaruit volgt dat [eiseres] recht heeft op een minimale (pro rata) BIG-bonus voor het boekjaar 2021 van € 110.432,00 bruto of een hoger bedrag indien zij daar recht op heeft op basis van de geldende bonusregeling. Veder volgt uit artikel 3.2 VSO dat Hillrom bepaalt of [eiseres] recht heeft op een hogere BIG-bonus dan het genoemde minimumbedrag.
4.5.
Niet in geschil is dat Hillrom de BIG-bonus berekent aan de hand van twee variabelen, namelijk 1) het individuele functioneren van de werknemer – de ‘individual performance modifier’ (hierna: IPM) – en 2) de financiële prestatie van het team waartoe de werknemer behoort – de ‘financial performance modifier’ (hierna: FPM). Tussen partijen staat vooral ter discussie in hoeverre die variabelen zijn verwerkt in artikel 3.2 VSO.
4.6.
[eiseres] stelt dat in het in artikel 3.2 VSO opgenomen bedrag van € 110.432,00 een IPM van 100% is verwerkt. Uit de e-mail van 5 november 2020 volgt dat bij het behalen van de target de BIG-bonus 40% van het salaris van [eiseres] was. Het salaris van [eiseres] bedroeg € 276.080,00. € 110.432,00 is 40% daarvan, wat volgens [eiseres] impliceert dat partijen de IPM op 100% hebben gesteld. Alleen de FPM moest ten tijde van het sluiten van de VSO nog worden vastgesteld door Hillrom, omdat de financiële resultaten van het team van [eiseres] toen nog niet bekend waren. Omdat Hillrom de FPM uiteindelijk op 154,47% heeft vastgesteld, komt de BIG-bonus van [eiseres] hoger uit dan het door Hillrom betaalde bedrag. [eiseres] maakt dan ook aanspraak op een surplus van € 60.149,00. Aldus steeds [eiseres] .
4.7.
Daartegenover bepleit Hillrom dat beide variabelen nog moesten worden vastgesteld ten tijde van het sluiten van de VSO. Daarbij wijst Hillrom erop dat in artikel 3.2 VSO is bepaald dat de hoogte van de uiteindelijke bonus zou worden vastgesteld door Hillrom. De IPM van [eiseres] is bij het sluiten van de VSO niet op voorhand op 100% vastgesteld en daar is ook niet over onderhandeld. Het is binnen Hillrom gebruikelijk dat zij de IPM van haar werknemers na afloop van het bonusjaar vaststelt. Omdat het individuele functioneren van [eiseres] in het bonusjaar 2021 minder goed was dan verwacht, is haar IPM na het sluiten van de VSO vastgesteld op een lager percentage dan 100%, namelijk tussen 0% en 80%. Dit betekent dat Hillrom niet meer aan [eiseres] verschuldigd is dan de € 110.432,00 aan BIGbonus die zij reeds aan haar heeft betaald. Aldus steeds Hillrom.
4.8.
De uitleg van Hillrom wordt niet gevolgd, ten eerste omdat haar eigen handelen na het sluiten van de VSO daarmee niet te rijmen valt. Hillrom heeft tijdens de zitting toegelicht dat het gebruikelijk is dat zij haar werknemers jaarlijks in september, aan het einde van het fiscale jaar, individuele beoordelingen geeft. Dan wordt het percentage van de IPM vastgesteld naar aanleiding van een gesprek met de betreffende medewerker. Dat is in dit geval echter niet gebeurd omdat [eiseres] al weg was. Volgens Hillrom heeft de leidinggevende van [eiseres] haar IPM in september 2021 zelfstandig vastgesteld. Dat is echter niet gebleken. Ten eerste heeft Hillrom in september 2021 niet met [eiseres] gecommuniceerd over het exacte percentage waarop haar IPM is vastgesteld. Ten tweede is ook in deze procedure niet komen vast te staan op welk percentage de IPM is vastgesteld. Hillrom heeft slechts gesteld dat de IPM is vastgesteld tussen 0 en 80%. Voor de berekening van de BIG-bonus is het echter van belang om het exacte percentage te weten. Dat percentage moet immers vermenigvuldigd worden met de FPM.
4.9.
Ten tweede was het feitelijke individuele functioneren van [eiseres] ten tijde van het sluiten van de VSO al bekend bij Hillrom. [eiseres] werkte op dat moment immers al enige tijd niet meer en zij zou na het sluiten van de VSO uit dienst treden, zodat haar individuele functioneren niet meer kon veranderen en er geen reden is om aan te nemen dat haar IPM pas later zou of kon worden vastgesteld. Daarbij komt dat het in de VSO opgenomen bedrag van € 110.432,00 correspondeert met een IPM van 100%, nu dat precies neerkomt op 40% van het salaris van [eiseres] . Gelet op dit alles heeft [eiseres] mogen begrijpen dat in het in artikel 3.2 VSO genoemde bedrag van € 110.432,00, een IPM van 100% was verwerkt.
4.10.
De enkele omstandigheid dat in artikel 3.2 VSO is bepaald dat de bonus door Hillrom zou worden vastgesteld, is onvoldoende voor een ander oordeel. Partijen zijn het er immers over eens dat de FPM ten tijde van het sluiten van de VSO nog moest worden vastgesteld, omdat het fiscale jaar nog niet was afgerond, zodat de financiële resultaten van het team van [eiseres] op dat moment nog niet bekend waren. Evenmin is in geschil dat partijen ten tijde van het sluiten van de VSO verwachtten dat die resultaten goed zouden zijn en dat de uiteindelijke FPM hoger zou uitvallen dan 100%. Juist voor die latere vaststelling van de (hogere) FPM hebben partijen ook een voorziening getroffen, door in artikel 3.2 VSO te bepalen dat Hillrom de BIG-bonus van [eiseres] vaststelt (
‘to be determined by Employer’). Dat [eiseres] had moeten begrijpen dat deze laatste zinsnede óók van toepassing was op de vaststelling van de IPM is niet gebleken.
4.11.
Vast staat dat Hillrom de FPM heeft vastgesteld op 154,47%. Dit betekent dat de definitieve BIG-bonus over boekjaar 2021 van [eiseres] hoger uitvalt dan het door Hillrom betaalde bedrag, zodat [eiseres] nog aanspraak maakt op het meerdere. Haar vordering tot betaling van € 60.149,00 wordt dan ook toegewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen omdat Hillrom die niet heeft betwist.
RSU’s
4.12.
De tweede vraag die partijen verdeeld houdt is of [eiseres] aanspraak maakt op € 131.969,34 wegens vervallen verklaarde RSU’s.
RSU’s: nakoming?
4.13.
[eiseres] baseert haar vordering tot betaling van € 131.969,34 primair op nakoming van artikel 3.3 VSO. Daarin wordt zij niet gevolgd. Artikel 3.3 VSO bepaalt dat eventueel uitstaande RSU’s van [eiseres] in overeenstemming met het plan worden afgewikkeld. Hillrom heeft toegelicht dat niet zij, maar Hillrom US RSU’s afwikkelt en uitbetaalt. [eiseres] heeft dat niet betwist. Bij deze stand van zaken valt niet in te zien dat [eiseres] in dit verband een opeisbare verbintenis op Hillrom heeft. Haar vordering is dan ook niet toewijsbaar op basis van nakoming.
RSU’s: wanprestatie?
4.14.
[eiseres] baseert haar vordering tot betaling van € 131.969,34 subsidiair op wanprestatie. Volgens [eiseres] is Hillrom tekortgeschoten in de nakoming van de VSO, omdat zij Fidelity heeft geïnstrueerd om de omzetting van de aan haar toegekende RSU’s terug te draaien, waarna de RSU’s vervallen zijn verklaard. [eiseres] stelt dat zij daardoor € 131.969,34 aan schade heeft geleden.
4.15.
Hillrom betwist dat zij degene is geweest die Fidelity heeft geïnstrueerd de omzetting van de RSU’s terug te draaien en zij betwist het door [eiseres] gestelde causaal verband. Zij heeft toegelicht dat zij Hillrom US en Fidelity alleen heeft gewezen op het feit dat niet slechts een gedeelte, maar alle RSU’s van [eiseres] waren omgezet. Volgens Hillrom heeft Hillrom US vervolgens zelf Fidelity aangestuurd om die toekenning terug te draaien.
4.16.
Daarnaast bepleit Hillrom dat ook indien zij geen contact had opgenomen met Hillrom US en Fidelity, de omzetting van dit deel van de RSU’s aan [eiseres] was teruggedraaid. Volgens Hillrom is het de heer John A. [eiseres] – vice president, Total Rewards bij Hillrom US (hierna: de heer [eiseres] ) – geweest die heeft besloten de omzetting van de aan [eiseres] toegekende RSU’s terug te draaien. De heer [eiseres] was vanuit Hillrom US betrokken bij de onderhandelingen over de VSO. Het is immers niet Hillrom zelf, maar Hillrom US die over de RSU’s en de aandelen gaat. [eiseres] heeft deze door Hillrom gestelde gang van zaken onvoldoende weersproken. Daarmee is het causaal verband tussen het handelen van Hillrom en de door [eiseres] geleden schade niet komen vast te staan. De vordering van [eiseres] kan dan ook niet worden toegewezen op basis van wanprestatie.
4.17.
Dit alles betekent dat de vordering van [eiseres] tot betaling van € 131.969,34 wordt afgewezen. Ook de vordering tot het treffen van maatregelen wordt afgewezen.
Kosten
4.18.
Omdat partijen over en weer op punten in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in de zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Hillrom tot betaling aan [eiseres] van € 60.149,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in de zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.3.
verklaart de betalingsveroordeling onder 5.1 uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.