Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 40 maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd door de correctionele rechtbank Antwerpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 26 januari 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van toepassing is, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet en hoger beroep. De rechtbank heeft ook de genoegzaamheid van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het EAB voldoende informatie bevatte over de verdenking tegen de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in België voldoen aan de eisen van artikel 6 OLW, en dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.