In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke opvang 2015 (Wmo). Eiseres, die van 1989 tot 1997 in Nederland woonde, is in 2019 met haar dochter teruggekeerd naar Nederland en is sindsdien dakloos. De aanvraag voor maatschappelijke opvang is door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat eiseres volgens de GGD voldoende zelfredzaam is. Eiseres heeft in beroep gevraagd om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de claim dat het college een verkeerd criterium hanteert bij de beoordeling van zelfredzaamheid. Eiseres stelt dat haar psychische en fysieke problemen haar in staat stellen om zelfstandig te wonen, maar de rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat eiseres voldoende zelfredzaam is. De rechtbank wijst erop dat maatschappelijke opvang niet bedoeld is om huisvestingsproblemen van zelfredzame burgers op te lossen. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de afwijzing van opvang inbreuk maakt op het recht van haar dochter als Unieburger om vrij in Nederland te verblijven, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een schending van dit recht.
De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2022.