ECLI:NL:RBAMS:2022:6765

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
21/4847
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot verwijdering persoonsgegevens door Centraal Administratiekantoor

In deze zaak heeft eiseres, erkend als gemoedsbezwaarde voor de Zorgverzekeringswet, beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Administratiekantoor (CAK) dat haar verzoek om verwijdering van persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) heeft afgewezen. Het primaire besluit, genomen op 18 juni 2021, werd door de rechtbank op 5 augustus 2021 doorgezonden naar het CAK, omdat eiseres eerst bezwaar moest maken. Het CAK verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 9 september 2021. Eiseres was van mening dat zij geen overeenkomst met het CAK had en dat het CAK ten onrechte geld van haar ontving. Tijdens de zitting op 13 oktober 2022 was eiseres aanwezig, maar het CAK was afwezig zonder bericht.

De rechtbank overwoog dat eiseres met haar beroep beoogde dat zij geen bijdragevervangende belasting aan het CAK hoefde te betalen en dat het CAK het gespaarde bedrag met rente aan haar moest terugbetalen. De rechtbank stelde vast dat eiseres gemoedsbezwaarde is en dat de Zorgverzekeringswet een verzekeringsplicht kent, waar een uitzondering voor gemoedsbezwaarden geldt. Eiseres betaalt in plaats van premie een bijdragevervangende belasting, die op de rekening van het CAK wordt gestort. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van eiseres om verwijdering van persoonsgegevens niet kon worden ingewilligd, omdat het CAK op grond van de Zorgverzekeringswet bevoegd is om persoonsgegevens te verwerken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk heeft gekregen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 november 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

Centraal Administratiekantoor, bijzondere zorgkosten, verweerder (hierna: CAK)

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2021 (het primaire besluit) heeft het Centraal Administratiekantoor (CAK) het verzoek van eiseres om verwijdering van haar persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit beroep ingesteld. Omdat eiseres eerst bezwaar dient te maken alvorens zij in beroep kan gaan, heeft de rechtbank op 5 augustus 2021 het beroepschrift doorgezonden naar het CAK.
Bij besluit van 9 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022.
Eiseres was aanwezig. Het CAK was – zonder voorafgaand bericht – niet aanwezig.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is erkend als gemoedsbezwaarde voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en is daarom ontheven van de verzekeringsplicht. In plaats van premie betaalt eiseres een bijdragevervangende belasting. Deze belasting wordt gestort op de rekening van het CAK. Eiseres heeft met een brief van 27 januari 2021 aangegeven dat zij geen overeenkomst met het CAK heeft. Zij heeft het CAK verzocht om het opgebouwde spaartegoed aan haar terug te betalen. Het CAK heeft de brief opgevat als een verzoek van eiseres om verwijdering van haar persoonsgegevens op grond van de AVG. Met het primaire besluit heeft het CAK dit verzoek afgewezen. Volgens het CAK is het verwerken van de gegevens noodzakelijk om een wettelijke taak uit te voeren. De gegevens mogen op grond van de Archiefwet 1995 ook niet vernietigd of verwijderd worden.
2. De rechtbank heeft het beroep dat door eiseres is ingesteld tegen het primaire besluit doorgezonden naar het CAK en verzocht om dit te behandelen als bezwaarschrift gericht tegen het primaire besluit. Het CAK heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft het CAK aangegeven in wat eiseres aanvoert geen redenen te zien om van standpunt te veranderen.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt geen contract met het CAK te hebben afgesloten en dat ook niet te willen. Daarom heeft het CAK ten onrechte geld van eiseres ontvangen. Eiseres wil dat het CAK het totaal gespaarde bedrag met rente uitbetaald op haar bankrekening. Ook verzoekt eiseres om het CAK een dwangsom op te leggen van
€ 1.000 per dag dat – naar de rechtbank begrijpt - het geld niet is terugbetaald. Daarnaast vindt eiseres dat zij recht heeft op een dwangsom, omdat niet tijdig is beslist op haar bezwaar.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat – naar de rechtbank begrijpt – eiseres met haar beroep wil bewerkstelligen dat zij geen bijdrage hoeft af te dragen aan het CAK. Daarnaast wil eiseres het gehele bedrag dat door haar is betaald terug ontvangen. Op zitting heeft eiseres aangegeven dat het haar niet gaat om de verwerking van haar persoonsgegevens. Het CAK heeft haar brief verkeerd opgevat.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft blijkens een formulier van
27 november 2011 verklaard gemoedsbezwaarde te zijn, tegen alle sociale verzekeringswetten gemoedsbezwaren te hebben en alle in het formulier genoemde regelingen - waaronder de Zorgverzekeringswet - te zien als verzekeringen. Dat eiseres gemoedsbezwaarde is wordt door het CAK ook niet ontkend. Uit de Zorgverzekeringswet volgt echter in beginsel een verzekeringsplicht [1] . Dit houdt – kort gezegd – in dat iemand verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren. Voor iemand die gemoedsbezwaarde is, bestaat hiervoor een uitzondering [2] . In plaats van de verzekeringsplicht dient een gemoedsbezwaarde volgens de Zorgverzekeringswet een bijdragevervangende belasting te betalen aan de Belastingdienst tot het bedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage die zij verschuldigd zou zijn als zij wel verzekeringsplichtig zou zijn. [3] De Belastingdienst stort deze bijdragevervangende belasting op de rekening van het CAK. Per huishouden houdt het CAK het gevormde spaartegoed bij. Een huishouden heeft recht op vergoeding van medische zorg als de geleverde zorg valt onder de Zorgverzekeringswet en als er voldoende spaartegoed is. Indien het spaartegoed ontoereikend is, komen de kosten voor eigen rekening van de gemoedsbezwaarde.
6. De rechtbank is van oordeel dat, voor zover eiseres met haar verzoek wenst te bereiken dat zij geen bijdragevervangende belasting hoeft te betalen en dat de al betaalde bijdragevervangende belasting wordt teruggestort op haar rekening, voor een dergelijk verzoek in de Zorgverzekeringswet geen grondslag is. Zoals hiervoor uiteen is gezet geeft de Zorgverzekeringswet voor eiseres twee mogelijkheden. Ten eerste kan zij door middel van een zorgverzekering zichzelf verzekeren. Indien zij dit niet wil doen omdat zij gemoedsbezwaarde is, dient zij volgens de Zorgverzekeringswet aan de bijdragevervangende belastingplicht te voldoen. Nu eiseres heeft aangegeven gemoedsbezwaarde te zijn, betaalt zij dus een bijdragevervangende belasting die op de rekening van het CAK terecht komt. Naar de rechtbank begrijpt, beschouwt eiseres de bijdragevervangende belasting als een verzekering. En daartegen heeft zij gemoedsbezwaren. Dit is echter, zoals hiervoor is overwogen, niet het geval. De rechtbank betreurt in dit geval ook dat verweerder de wettelijke systematiek niet eerder in de procedure of op zitting heeft uitgelegd aan eiseres. Dit had eiseres in een eerder stadium meer duidelijkheid gegeven. De wetgever heeft voor deze systematiek gekozen en het is in een dergelijke - dwingendrechtelijke - situatie niet aan de rechter maar aan de wetgever om zich te mengen in de politieke afwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld.
7. Verweerder heeft het verzoek van eiseres opgevat als een verzoek om verwijdering van persoonsgegevens op grond van de AVG. Omdat eiseres gemoedsbezwaarde is en aan de bijdragevervangende belasting dient te voldoen, dient het CAK op grond van de Zorgverzekeringswet een rekening te openen [4] . Uit de Zorgverzekeringswet volgt dat het CAK bevoegd is tot het verwerken van persoonsgegevens van de gemoedsbezwaarde, waaronder gegevens over gezondheid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering [5] . Het verwijderen van persoonsgegevens is niet van toepassing op een wettelijke verwerkingsverplichting, bij het vervullen van een taak van algemeen belang of bij het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan een instelling is verleend. [6] Het bestreden besluit is daarom op goede gronden genomen.
8. Voor zover eiseres stelt recht te hebben op een dwangsom voor het niet tijdig beslissen op haar bezwaar, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft met een beslissing van 1 oktober 2021 dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit staat apart bezwaar open. Het verzoek niet tijdig beslissen op bezwaar valt daarmee buiten de omvang van dit geschil.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk heeft.
10. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 november 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 2 van de Zvw
2.Dit volgt uit artikel 2, tweede lid onder b in samenhang met artikel 64 van de Zvw.
3.Dit volgt uit artikel 70 van de Zvw.
4.Dit volgt uit artikel 70, eerste lid van de Zvw.
5.Dit volgt uit artikel 70, dertiende lid van de Zvw.
6.Dit volgt uit artikel 17, derde lid, onder b, van de AVG.