ECLI:NL:RBAMS:2022:6901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
13/220299-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Litouwen

Op 9 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Litouwse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 september 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

Tijdens de openbare zitting op 26 oktober 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie en de gemachtigd raadsvrouw van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de relevante feiten en de juridische grondslagen van het EAB onderzocht. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten volgens Litouws recht, waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat de feiten gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen op basis van de argumenten van de officier van justitie, die stelde dat de feiten voornamelijk in Litouwen zijn gepleegd en dat het Nederlandse Openbaar Ministerie niet voornemens is om vervolging in te stellen. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Litouwse autoriteiten goedgekeurd, en de uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/220299-22
RK nummer: 22/4047
Datum uitspraak: 9 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 augustus 2022 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentie adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh en van de gemachtigd raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de
Klaipėda District Courtvan 3 augustus 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het in onderdeel e) van het EAB vermelde feit 1 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Litouwen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het in onderdeel e) van het EAB vermelde feit 2 niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a) OLW (feit geheel of ten dele in Nederland gepleegd)
Het EAB heeft betrekking op feiten die worden geacht gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is aangevangen in Litouwen;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in Litouwen;
  • de verdovende middelen waren bestemd voor de Litouwse markt;
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens om vervolging in te stellen voor de feiten vermeld in het EAB.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 7 en 13 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.