Op 9 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 12 februari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 26 oktober 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing reeds was verstreken. Dit betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Poolse autoriteiten was gegeven, dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat er geen individueel reëel gevaar bestond voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.