ECLI:NL:RBAMS:2022:6907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
13/752227-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met toepassing van artikel 12 OLW

Op 9 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court in Koszalin, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 23 januari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kon beslissen over de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB betreft de tenuitvoerlegging van twee vonnissen van de Local Court in Wałcz, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot respectievelijk twee jaren en één jaar en zes maanden gevangenisstraf. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van toepassing is op het eerste vonnis, maar wel op het tweede vonnis, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot dat vonnis heeft geleid.

Desondanks heeft de rechtbank besloten om af te zien van de bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De rechtbank overwoog dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure en dat hij tijdens de voorbereidende procedures instructies had ontvangen over zijn verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt en dat er geen andere weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met verwijzing naar de relevante wetsbepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752227-19
RK nummer: 20/575
Datum uitspraak: 9 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 januari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 december 2019 door de
District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat te Venlo en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van twee vonnissen:
  • een vonnis van de
  • een vonnis van de
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen voor de duur van respectievelijk:
  • twee jaren;
  • één jaar en zes maanden,
door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het vonnis van deLocal Court in Wałczvan 3 augustus 2010 (II K 413/10)
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis met kenmerk II K 413/10 heeft geleid. Op dit vonnis is de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW daarom niet van toepassing.
Het vonnis van deLocal Court in Wałczvan 9 mei 2012 (II K 151/12)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het vonnis met kenmerk II K 151/12, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem. Tijdens de voorbereidende procedures heeft hij namelijk een afspraak gemaakt met de Poolse officier van justitie over de aan hem op te leggen straf. Ook is de opgeëiste persoon persoonlijk ervan op de hoogte gesteld dat er een straf zou kunnen volgen wanneer hij niet op de zitting zou verschijnen. In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 18 oktober 2022 staat dat de opgeëiste persoon tijdens de voorbereidende procedure is geïnstrueerd over zijn verplichting om de autoriteiten op de hoogte te stellen van een eventuele wijziging van zijn woon- of verblijfplaats en de consequentie van het verzuimen van die verplichting (namelijk dat correspondentie geacht wordt te zijn betekend). Deze instructie heeft de opgeëiste persoon ondertekend. Volgens het EAB is de oproep voor de zitting verstuurd naar het adres dat de opgeëiste persoon zelf heeft opgegeven als correspondentieadres.
Gelet op deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat overlevering een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van officiële correspondentie over de strafrechtelijke procedure.
De rechtbank ziet af van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: medeplegen van poging tot zware mishandeling.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47 en 302 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.