ECLI:NL:RBAMS:2022:6911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
13/243610-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, op 25 september 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1973, is gedetineerd in Nederland en heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de vordering behandeld in een openbare zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat er een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op staat volgens Belgisch recht. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die bevestigen dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal worden teruggebracht om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in België geen belemmering vormen voor de overlevering, en dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten is toegestaan, zodat hij kan worden vervolgd voor de strafbare feiten die in het EAB zijn omschreven. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/243610-22
RK nummer: 22/4292
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2022 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper van 25 september 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de in onderdeel e) van het EAB vermelde feiten 1, 3 en 4 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 16, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het in onderdeel e) van het EAB vermelde feit 2 niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft op grond van de brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 20 oktober 2022 vastgesteld dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000, dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en dat ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Federaal Parket van België heeft bij brief van 21 oktober 2022 de volgende garantie gegeven:
In antwoord op uw vraag van 20/10/2022 heb ik de eer u te bevestigen dat, overeenkomstig artikel 5 § 3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2020 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, ik u de garantie bied voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Marokkaanse onderdaan [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag]/1973.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in België

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden heeft bij brief van 9 september 2021, die in het dossier van de opgeëiste persoon is gevoegd, de volgende algemene garantie gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief wordt ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In de uitspraak van 7 oktober 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:5759) heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de hiervoor genoemde garantie. [2] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. De detentieomstandigheden staan niet aan overlevering in de weg.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 26 en 55 Wet Wapens en Munitie en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak