ECLI:NL:RBAMS:2022:6967

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
13/275189-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende garanties voor verdedigingsrechten

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1980 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) op 26 oktober 2022, maar de opgeëiste persoon verscheen niet ter zitting. Zijn raadsman was aanwezig, maar niet bevoegd om de opgeëiste persoon te verdedigen.

De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenneming van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB was uitgevaardigd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van tien maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de overlevering niet kon plaatsvinden omdat de vereisten van artikel 12, sub d, OLW niet waren nageleefd.

De rechtbank concludeerde dat de garanties die in het EAB waren opgenomen niet voldeden aan de eisen voor een eerlijke rechtsgang, met name omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het vonnis had geleid. De rechtbank weigerde daarom de overlevering en oordeelde dat de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon niet voldoende waren gewaarborgd. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/275189-22 (EAB-2)
RK nummer: 22/4602
Datum uitspraak: 24 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 april 2020 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. P. Sholeh. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. A.P.P. Janssen, advocaat te Tegelen, is verschenen, maar hij was niet bepaaldelijk gevolmachtigd om de opgeëiste persoon ter zitting te verdedigen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenneming.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and binding judgement of the District Court Szczecin – Right Bank and West in Szczecin of the 27th June 2019, reference symbol of files IV K 594/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Uit de brief met aanvullende informatie van de
District Court Szceczinan 27 mei 2020, blijkt dat de afgegeven garantie niet onvoorwaardelijk is:
(…) the provisions of the code of criminal procedure guarantee [naam opgeëiste persoon] the right to the new proceedings, if he lodges a motion for a resumption of proceedings on account of cognizance of the case in his absence (…) and the Regional Court [Sąd Okręgowy] adjudicates on the revocation of the decision of the court of the first instance and a resumption of proceedings de novo (…)
Gelet op bovenstaande bewoording is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de vereisten van artikel 12, sub d, OLW.
Dit betekent dat de overlevering ex artikel 12 OLW kan worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Uit de stukken kan onvoldoende worden afgeleid dat de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon niet door de overlevering worden geschonden. Zo blijkt uit het EAB weliswaar dat de oproeping voor de zitting per post is verzonden, maar niet of dit naar een door de opgeëiste persoon opgegeven adres is verzonden en of de opgeëiste persoon ook vooraf was geïnstrueerd om eventuele adreswijzigingen aan de autoriteiten door te geven.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [naam opgeëiste persoon] aan
the Regional Court in Szczecin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.