Op 12 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 26 juli 2022 en betrof een EAB dat op 23 december 2019 door het District Court in Łódź, Polen, was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, was in Nederland verblijvend en had een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden te ondergaan, waarvan nog één jaar, vijf maanden en 27 dagen resteerde.
Tijdens de openbare zitting op 28 september 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat hij op de hoogte was van de strafprocedure en een advocaat had gemachtigd. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen, maar wel vertegenwoordigd was door zijn advocaat.
De rechtbank onderzocht ook de dubbele strafbaarheid en concludeerde dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, illegale handel in verdovende middelen, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland had verbleven, waardoor hij gelijkgesteld kon worden met een Nederlander. Gezien deze omstandigheden weigerde de rechtbank de overlevering en beval zij de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland, met een bevel tot gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging.