Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Provincial Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
AYvan het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] . Hieruit volgt dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit op elk EAB een beslissing moet nemen, ook als de overlevering eerder is geweigerd. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in haar vordering ex artikel 23 OLW. Het is nu aan de rechtbank om het EAB te beoordelen aan de hand van de sinds 1 april 2021 geldende OLW.
4.Grondslag en inhoud van het EAB
judgment of the District Court Lublin-Wschód in Lublin, with the seat in Świdnikvan 31 mei 2011 (referentie: II K 241/11).
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
the District Court Lublin-Wschódte Lublin blijkt dat de oproeping voor de zitting aan de opgeëiste persoon tijdens het verhoor op 29 februari 2011 is uitgereikt. Uit die informatie noch uit het EAB blijkt echter dat hem toen ook is meegedeeld dat, mocht de opgeëiste persoon niet op het proces verschijnen, er toch uitspraak kan worden gedaan. Om die reden is er niet voldaan aan het bepaalde in artikel 12, sub a, OLW.
6.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
8.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak voor het verstrijken van beslistermijn (te weten: 25 oktober 2022) weer op zitting moet worden aangebracht