3.3.1.Ten aanzien van feit 1
Op 20 februari 2022 hebben aangeefster en verdachte samen tijd doorgebracht in een woning op het adres [adres] . Verdachte heeft meerdere lachgastanks besteld en verdachte en aangeefster hebben samen lachgas gebruikt. In het bloed van aangeefster is MDMA aangetroffen. Op een tafel in de woning stond een fles limonadesiroop vermengd met MDMA. Nadat verdachte en aangeefster samen lachgas hebben gebruikt en erover is gesproken dat aangeefster MDMA heeft binnengekregen, hebben seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster plaatsgevonden. Verdachte heeft zijn penis oraal en vaginaal bij aangeefster binnengebracht. Ook heeft hij aangeefster bij de keel en aan haar haren gepakt.
Aangeefster heeft kort na het incident met getuige [getuige 1] gebeld. Deze getuige heeft gehoord dat aangeefster huilde en in paniek was. In het telefoongesprek heeft aangeefster tegen getuige [getuige 1] gezegd dat verdachte haar heeft gedrogeerd en gefilmd en dat zij veel pijn had.
Vervolgens heeft aangeefster gesproken met een telefoniste van de 112-alarmlijn. Uit de beschrijving van het telefoongesprek blijkt dat aangeefster huilde. Op de vraag van de telefoniste of zij is verkracht of aangerand, antwoordde zij bevestigend. Ook heeft zij aangegeven dat zij een drankje voorzien van MDMA van verdachte heeft gekregen en dat verdachte haar heeft gefilmd.
Aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden. Zij moest de limonade van verdachte drinken, terwijl zij niet wist dat daar MDMA zat. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat er vitamine B12 in haar limonade zat, waardoor haar drankje naar medicijnen kon smaken. Door de drugs was zij naar eigen zeggen niet in staat zich tegen de seksuele handelingen van verdachte te verzetten.
Daarentegen heeft verdachte verklaard dat de seks heeft plaatsgevonden met wederzijdse instemming. Hij wist dat aangeefster onder invloed van verdovende middelen was. Mogelijk heeft aangeefster uit zijn beker gedronken, waaruit hij eerder de met MDMA vermengde limonade had gedronken.
Op de telefoon van verdachte zijn video’s aangetroffen. Uit de beschrijving van deze video’s blijkt dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen passief was en nauwelijks reactie vertoonde. Ook sprak zij telkens traag en mompelde zij onverstaanbaar. Verdachte heeft meerdere keren moeten vragen wat aangeefster zei, omdat zij onverstaanbaar mompelde.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank moet in het kader van het primair tenlastegelegde beoordelen of verdachte door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden aangeefster tot seksuele handelingen heeft gedwongen. Artikel 81 Sr stelt het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht gelijk met het plegen van geweld.
Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van aangeefster (vergelijk artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering). Er dienen dan ook bewijsmiddelen in het dossier te zijn die de verklaring van aangeefster ondersteunen. De verklaring van aangeefster, dat zij van verdachte een drankje moest opdrinken waarin - achteraf gezien - MDMA moet hebben gezeten, als gevolg waarvan zij in staat van bewusteloosheid of onmacht is gebracht, vindt echter geen steun in het dossier. Weliswaar is MDMA in het bloed van aangeefster aangetroffen, maar niet valt uit te sluiten dat zij deze MDMA heeft binnen gekregen toen zij het glas van verdachte heeft gebruikt, zoals door verdachte verklaard. Daar komt bij dat aangeefster lachgas heeft gebruikt, hetgeen tot vermindering van bewustzijn kan leiden. Dat aangeefster door verdachte in een staat van bewusteloosheid of onmacht is gebracht, zoals bedoeld in artikel 81 Sr, is dan ook niet vast komen te staan. Ook de omstandigheid dat aangeefster kort na het incident emotioneel was, zoals blijkt uit de 112-melding en de verklaring van getuige [getuige 1] , biedt geen objectieve steun aan de verklaring van aangeefster.
De overige tenlastegelegde handelingen, namelijk het vastpakken van aangeefster bij de keel en haren en het aanraken van de borsten van aangeefster, zijn onvoldoende om vast te stellen dat aangeefster tot seksuele handelingen is gedwongen.
Omdat niet kan worden bewezen dat verdachte door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden aangeefster tot seksuele handelingen heeft gedwongen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
Voor de vraag of het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden, moet de rechtbank eerst beoordelen of aangeefster in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Aangeefster was ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed van verdovende middelen, namelijk MDMA en lachgas. De rechtbank vindt bewezen dat aangeefster als gevolg daarvan in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Uit de beschrijving van de video’s op de telefoon van verdachte blijkt dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen passief is en nauwelijks reactie vertoont. Ook spreekt zij telkens traag en mompelt zij onverstaanbaar. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat zij de kracht niet had om op te staan en weg te gaan.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, terwijl verdachte wist dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte, gelet op zijn verklaring over de toestand van aangeefster en hetgeen blijkt uit de beschrijving van de video’s, op zijn minst genomen weet van de aanmerkelijke kans dat zij in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Het kan verdachte niet zijn ontgaan dat aangeefster de seksuele handelingen passief heeft ondergaan, waarbij zij niet of nauwelijks reactie vertoonde. Door desondanks seksuele handelingen bij haar te verrichten heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat aangeefster in een toestand van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde ook bewust aanvaard. Te meer nu verdachte zelf heeft verklaard dat aangeefster zich niet goed voelde en dat hij vervolgens met aangeefster heeft besproken dat zij MDMA binnen moet hebben gekregen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen.