ECLI:NL:RBAMS:2022:7538

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
13/044485-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en mishandeling politieagent met tbs en gevangenisstraf

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling van een politieagent. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verkrachting, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte de aangeefster in een staat van bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in het dossier. Wel werd bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het seksueel binnendringen van de aangeefster, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Dit gebeurde op 20 februari 2022, waarbij de verdachte de aangeefster MDMA had toegediend. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan de mishandeling van een politieagent op 22 februari 2022. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 jaar op, met tbs met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor de aangeefster en de politieagent.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/044485-22
Datum uitspraak: 15 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd te [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat raadsvrouw mr. J.A. Neslo namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1.
primair:verkrachting van [benadeelde partij] op 20 februari 2022;
subsidiair:het plegen van handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde partij] , van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, op 20 februari 2022;
2. mishandeling van ambtenaar [naam ambtenaar] gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening op 22 februari 2022.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten onder 1 primair en onder 2 bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster en verdachte over hetgeen tussen hen is gebeurd op 20 februari 2022 verschillen. Onderdelen van de verklaring van aangeefster worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, terwijl de verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte aangeefster MDMA heeft toegediend, terwijl zij hier niet van op de hoogte was. Daarmee heeft hij aangeefster in een zodanige toestand van fysieke weerloosheid gebracht, dat zij zich niet of nauwelijks tegen de seksuele handelingen van verdachte kon verzetten. Het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht kan op grond van artikel 81 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gelijk gesteld worden met het plegen van geweld. Hiermee is een situatie ontstaan als bedoeld onder feit 1 primair ten laste gelegd en is sprake van verkrachting.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier gewezen op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen, de letselverklaring en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte van feit 1 vrij te spreken. Er is geen bewijs voor onvrijwillige seks of verminderd bewustzijn bij aangeefster. Aangeefster heeft wisselende verklaringen afgelegd.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft dit feit bekend.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Ten aanzien van feit 1
Op 20 februari 2022 hebben aangeefster en verdachte samen tijd doorgebracht in een woning op het adres [adres] . Verdachte heeft meerdere lachgastanks besteld en verdachte en aangeefster hebben samen lachgas gebruikt. In het bloed van aangeefster is MDMA aangetroffen. Op een tafel in de woning stond een fles limonadesiroop vermengd met MDMA. Nadat verdachte en aangeefster samen lachgas hebben gebruikt en erover is gesproken dat aangeefster MDMA heeft binnengekregen, hebben seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster plaatsgevonden. Verdachte heeft zijn penis oraal en vaginaal bij aangeefster binnengebracht. Ook heeft hij aangeefster bij de keel en aan haar haren gepakt.
Aangeefster heeft kort na het incident met getuige [getuige 1] gebeld. Deze getuige heeft gehoord dat aangeefster huilde en in paniek was. In het telefoongesprek heeft aangeefster tegen getuige [getuige 1] gezegd dat verdachte haar heeft gedrogeerd en gefilmd en dat zij veel pijn had.
Vervolgens heeft aangeefster gesproken met een telefoniste van de 112-alarmlijn. Uit de beschrijving van het telefoongesprek blijkt dat aangeefster huilde. Op de vraag van de telefoniste of zij is verkracht of aangerand, antwoordde zij bevestigend. Ook heeft zij aangegeven dat zij een drankje voorzien van MDMA van verdachte heeft gekregen en dat verdachte haar heeft gefilmd.
Aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden. Zij moest de limonade van verdachte drinken, terwijl zij niet wist dat daar MDMA zat. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat er vitamine B12 in haar limonade zat, waardoor haar drankje naar medicijnen kon smaken. Door de drugs was zij naar eigen zeggen niet in staat zich tegen de seksuele handelingen van verdachte te verzetten.
Daarentegen heeft verdachte verklaard dat de seks heeft plaatsgevonden met wederzijdse instemming. Hij wist dat aangeefster onder invloed van verdovende middelen was. Mogelijk heeft aangeefster uit zijn beker gedronken, waaruit hij eerder de met MDMA vermengde limonade had gedronken.
Op de telefoon van verdachte zijn video’s aangetroffen. Uit de beschrijving van deze video’s blijkt dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen passief was en nauwelijks reactie vertoonde. Ook sprak zij telkens traag en mompelde zij onverstaanbaar. Verdachte heeft meerdere keren moeten vragen wat aangeefster zei, omdat zij onverstaanbaar mompelde.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank moet in het kader van het primair tenlastegelegde beoordelen of verdachte door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden aangeefster tot seksuele handelingen heeft gedwongen. Artikel 81 Sr stelt het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht gelijk met het plegen van geweld.
Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van aangeefster (vergelijk artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering). Er dienen dan ook bewijsmiddelen in het dossier te zijn die de verklaring van aangeefster ondersteunen. De verklaring van aangeefster, dat zij van verdachte een drankje moest opdrinken waarin - achteraf gezien - MDMA moet hebben gezeten, als gevolg waarvan zij in staat van bewusteloosheid of onmacht is gebracht, vindt echter geen steun in het dossier. Weliswaar is MDMA in het bloed van aangeefster aangetroffen, maar niet valt uit te sluiten dat zij deze MDMA heeft binnen gekregen toen zij het glas van verdachte heeft gebruikt, zoals door verdachte verklaard. Daar komt bij dat aangeefster lachgas heeft gebruikt, hetgeen tot vermindering van bewustzijn kan leiden. Dat aangeefster door verdachte in een staat van bewusteloosheid of onmacht is gebracht, zoals bedoeld in artikel 81 Sr, is dan ook niet vast komen te staan. Ook de omstandigheid dat aangeefster kort na het incident emotioneel was, zoals blijkt uit de 112-melding en de verklaring van getuige [getuige 1] , biedt geen objectieve steun aan de verklaring van aangeefster.
De overige tenlastegelegde handelingen, namelijk het vastpakken van aangeefster bij de keel en haren en het aanraken van de borsten van aangeefster, zijn onvoldoende om vast te stellen dat aangeefster tot seksuele handelingen is gedwongen.
Omdat niet kan worden bewezen dat verdachte door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden aangeefster tot seksuele handelingen heeft gedwongen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
Voor de vraag of het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden, moet de rechtbank eerst beoordelen of aangeefster in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Aangeefster was ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed van verdovende middelen, namelijk MDMA en lachgas. De rechtbank vindt bewezen dat aangeefster als gevolg daarvan in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Uit de beschrijving van de video’s op de telefoon van verdachte blijkt dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen passief is en nauwelijks reactie vertoont. Ook spreekt zij telkens traag en mompelt zij onverstaanbaar. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat zij de kracht niet had om op te staan en weg te gaan.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, terwijl verdachte wist dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte, gelet op zijn verklaring over de toestand van aangeefster en hetgeen blijkt uit de beschrijving van de video’s, op zijn minst genomen weet van de aanmerkelijke kans dat zij in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Het kan verdachte niet zijn ontgaan dat aangeefster de seksuele handelingen passief heeft ondergaan, waarbij zij niet of nauwelijks reactie vertoonde. Door desondanks seksuele handelingen bij haar te verrichten heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat aangeefster in een toestand van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde ook bewust aanvaard. Te meer nu verdachte zelf heeft verklaard dat aangeefster zich niet goed voelde en dat hij vervolgens met aangeefster heeft besproken dat zij MDMA binnen moet hebben gekregen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.3.2.
Bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft het feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de in bijlage II opgenomen opgave van de bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 20 februari 2022 te Amsterdam met [benadeelde partij] , van wie verdachte wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] te weten het brengen van zijn penis in haar mond en het brengen van zijn penis in haar vagina en tussen haar schaamlippen;
2
op 22 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [naam ambtenaar] (brigadier van politie eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door die [naam ambtenaar] met kracht een glasscherm, tegen diens hoofd te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages van 20 juli 2022, opgesteld door GZ-psycholoog J. Yntema en psychiater (arts in opleiding tot specialist) R. Visser, onder supervisie van psychiater R.A. Graaff.
De deskundigen hebben, kort gezegd, geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door egocentriciteit, beperkte gewetensfunctie, beperkingen in emotieregulatie en frustratietolerantie, verhoogde impulsiviteit en verminderde impulscontrole. De antisociale persoonlijkheidsstoornis was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedde deels het gedrag van verdachte. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten, bij een bewezenverklaring, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapportages over en volgt het advies dat de tenlastegelegde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten.

7.Motivering van de straf en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden op te leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die zijn opgenomen in het adviesrapport van reclassering Inforsa van 8 november 2022. Verder heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) in de zin van artikel 38z Sr op te leggen.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht in plaats van een tbs-maatregel een deels voorwaardelijke straf op te leggen met klinische behandeling als bijzondere voorwaarde. Ook heeft zij verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, zodat verdachte direct kan worden behandeld.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Op te leggen straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich onder 1 subsidiair schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Het slachtoffer was bovendien nog jong: ten tijde van het feit was zij net achttien jaar. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat het feit grote psychische gevolgen voor haar heeft gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieagent. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer een hoofdwond opgelopen. Met zijn handelen heeft verdachte de politieagent gehinderd in het goed en veilig kunnen uitvoeren van zijn werk.
Bij het bepalen van de (hoogte van de) op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor verkrachting is een gevangenisstraf van 2 jaar. Voor het seksueel binnendringen van een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde zijn geen oriëntatiepunten voorhanden. Zoals tot uiting komt in het wettelijke strafmaximum van dit delict acht de wetgever dit strafbare feit minder ernstig dan verkrachting. De rechtbank houdt in de strafoplegging hier rekening mee.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie wijkt de hierna te noemen straf ook af van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 1 juni 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging en belediging van een politieambtenaar. Ook is artikel 63 Sr van toepassing.
De rechtbank weegt strafverminderend mee dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 1 jaar, met aftrek van het voorarrest, opleggen.
7.3.2.
Op te leggen maatregelen
Uit de onder 6 genoemde Pro Justitia rapportages en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank het volgende op.
Verdachte heeft als gevolg van de bij hem gediagnosticeerde antisociale persoonlijkheidsstoornis een beperkt reflectief en empathisch vermogen, beperkte achting voor de grenzen van anderen en impulscontroleproblematiek. Het middelengebruik heeft mogelijk een ontremmende rol gespeeld bij het onder 1 tenlastegelegde.
Het risico op recidive van gewelddadige delicten wordt bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog ingeschat. Het risico op herhaling van seksuele delicten wordt als matig tot hoog ingeschat.
Volgens de psycholoog en psychiater is behandeling van de antisociale persoonlijkheidsstoornis en het middelengebruik noodzakelijk om het risico op recidive in te perken. Er wordt geadviseerd de behandeling plaats te laten vinden in het kader van een tbs-maatregel, omdat sprake is van hardnekkige en chronische problematiek en eerder gestagneerde hulpverlening in zowel vrijwillig als gedwongen kader. Een tbs met voorwaarden wordt het meest passend geacht. Het wordt nodig gevonden dat de behandeling eerst klinisch plaatsvindt in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK). De klinische behandeling zal eerst gericht zijn op het verminderen van de persoonlijkheids- en middelenproblematiek en het daarmee gepaard gaande recidiverisico. Daarna kan verdachte gefaseerd terugkeren in de maatschappij en toewerken naar zelfstandig wonen en het vinden van een baan. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor de behandeling.
Uit het adviesrapport van reclassering Inforsa van 8 november 2022, opgesteld door reclasseringswerker R. Boon, blijkt het volgende.
Verdachte is aangemeld bij Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) voor een klinische opname gericht op een behandeling voor zijn delictgedrag, middelengebruik en antisociale gedragingen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Verdachte is door Divisie Individuele Zaken (DIZ) geïndiceerd voor FPK Assen. Hij is daar na een intakegesprek geaccepteerd en staat op de wachtlijst.
Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd om een tbs-maatregel op te leggen met de volgende voorwaarden: opname in FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling (indien er aansluitend aan de detentie nog geen plek beschikbaar is: medewerking verlenen aan een verblijf in een overbruggingsvoorziening), ambulante behandeling aansluitend aan de klinische periode, meewerken aan het vinden en behouden van passende dagbesteding en huisvesting (ook als dat beschermd wonen inhoudt), openheid geven over zijn sociale netwerk en relaties, inzage geven in zijn financiële situatie en meewerken aan budgetbeheer of bewindvoering, een alcohol- en drugsverbod, meewerken aan controles van dat verbod en een contactverbod met de slachtoffers. Geadviseerd wordt om de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot wordt geacht.
Verdachte heeft zich bereid getoond om zich te houden aan deze voorwaarden en de reclassering kan het toezicht over deze voorwaarden uitoefenen.
Motivering van de tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a Sr en verder):
  • verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
  • de bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat (artikel 243 Sr en 300 in combinatie met 304 Sr);
  • gebleken is dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen een gevaar vormt voor anderen.
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting, de inhoud van de Pro Justitia rapportages en de adviesrapportage van de reclassering overtuigd van de noodzaak van behandeling die in aanvang plaatsvindt in een klinische setting in het kader een tbs-maatregel met voorwaarden, zodat de kans op recidive kan worden teruggedrongen. Gelet op het vereiste beveiligingsniveau zal die behandeling, in ieder geval in eerste instantie, alleen kunnen plaatsvinden in een FPK. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de feiten, het recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden eisen. Dit is ook vanuit het behandelperspectief voor verdachte het meest passend. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met daaraan verbonden – naast de standaard voorwaarden – de door de reclassering geadviseerde aanvullende voorwaarden.
De rechtbank zal bepalen dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die een gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Het is van belang dat de klinische behandeling direct wordt aangevangen en dat een periode zonder behandeling en toezicht – die er zou kunnen zijn in geval van het instellen van hoger beroep – wordt vermeden.
Omdat de bewezenverklaarde feiten kunnen worden aangemerkt als misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, is de rechtbank van oordeel dat de totale duur van de tbs-maatregel met voorwaarden een periode van vier jaar te boven mag gaan.
Motivering van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
De psychiater adviseert een GVM op te leggen, omdat er sprake is van ernstige en diep in de persoon verankerde problematiek met een kans op schijnaanpassing. De motivatie van verdachte tot behandeling is namelijk deels extern en instrumenteel bepaald.
De reclassering sluit zich bij de conclusies van de psychiater aan en adviseert bij een veroordeling tot een tbs-maatregel of (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een GVM op te leggen. De reclassering noemt als reden voor dit advies dat het risico van schijnaanpassing ertoe kan leiden dat de tbs-maatregel wordt beëindigd terwijl er nog veiligheidsrisico’s zijn.
Ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking noodzakelijk, zodat na beëindiging van de tbs-maatregel de mogelijkheid bestaat om aan verdachte binnen een dwangkader gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een maatregel op grond van artikel 38z Sr, die strekt tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan.

8.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 4.700,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. J.A. Neslo, heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting toegelicht en zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen omdat deze voldoende onderbouwd is. De met bloed doordrenkte lakens en papier duiden op beschadiging van de inwendige geslachtsorganen. Ook vloeit uit de ernst van het feit zelf, een ernstig zedendelict, voort dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Zij is nog niet met (EMDR)therapie gestart omdat zij pas aan verwerking toekomt als de strafzaak is afgerond.
De benadeelde partij [naam ambtenaar] vordert € 600,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] moet worden toegewezen voor zover de schade ziet op het psychische leed dat verdachte bij de benadeelde partij heeft veroorzaakt. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte aan de benadeelde partij schade aan de inwendige geslachtsorganen heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam ambtenaar] moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde immateriële schadevergoeding is voldoende onderbouwd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de raadsvrouw primair verzocht de vordering af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. De door de benadeelde partij gestelde lichamelijke en psychische schade is niet door een arts of psycholoog vastgesteld.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering slechts gedeeltelijk toe te wijzen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de door de verdediging veronderstelde eerdere seksuele relatie tussen verdachte en aangeefster.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [naam ambtenaar] deels toe te wijzen, omdat in vergelijkbare zaken lagere schadevergoedingen worden toegekend.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij]
De rechtbank kan niet vaststellen dat de benadeelde partij schade aan de inwendige geslachtsorganen heeft opgelopen. Er is geen medisch onderzoek uitgevoerd. De rechtbank zal voor dit onderdeel van de vordering dan ook geen immateriële schadevergoeding toewijzen.
De rechtbank is wel van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij] immateriële schade is toegebracht dat bestaat uit psychisch leed. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik ernstige en vaak langdurige psychische schade bij slachtoffers veroorzaakt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op € 2.500,-. Dit bedrag zal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2022, worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze schade is onvoldoende onderbouwd en verdere behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (20 februari 2022). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 35 dagen.
8.3.2.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [naam ambtenaar]
Vast staat dat de benadeelde partij [naam ambtenaar] immateriële schade is toegebracht, omdat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op € 600,-. Dit bedrag zal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2022, worden toegewezen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (22 februari 2022). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 12 dagen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38z, 57, 60a, 63, 243, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, subsidiair
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gesteld, en stelt daarbij de volgende algemene voorwaarden:
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met Veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
Veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
en de volgende aanvullende voorwaarden:
12. Veroordeelde laat zich opnemen in FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien er aansluitend aan zijn detentie nog geen plek beschikbaar is, zal veroordeelde zijn medewerking verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening welke door de DIZ van het ministerie van Justitie en Veiligheid wordt bepaald.
12. Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch FACT van Inforsa of soortgelijke behandeling. De behandeling start aansluitend aan de klinische periode. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
12. Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
12. Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding/werk (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en draaglast.
12. Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
12. Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd mee aan budgetbeheer of bewindvoering.
12. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
12. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
12. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers, te weten [benadeelde partij] , geboren op 17 januari 2004 in Lelystad, en [naam ambtenaar] , geboren 18 september 1963 in Doetinchem, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarop grond van artikel 38 lid 6 Sr.
Legt op de
maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde partij]toe tot een bedrag van
€ 2.500,- (vijfentwintighonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [naam ambtenaar]toe tot een bedrag van € 600,-
(zeshonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam ambtenaar] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [naam ambtenaar] aan de Staat € 600,- (zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en C. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2022.