Beoordeling
9. De centrale vraag in deze zaak is of [verzoekster] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. Het volgende is daarvoor de reden.
10. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn als de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar zou hebben.
11. Maatgevend bij de beoordeling zijn de aan [verzoekster] gemaakte verwijten zoals vermeld in de brief van 22 november 2022, nu die als dringende reden aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd. Beoordeeld moet worden of één of meer van de daarin genoemde verwijten – al dan niet in samenhang – voldoende zijn voor ontslag op staande voet.
12. Onderdeel van die verwijten is dat [verzoekster] bij een concurrent werkzaamheden verrichte terwijl zij in contacten met Administratiekantoor Petiet, de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige te kennen gaf niet te kunnen werken.
13. Niet weersproken is dat Ad Fontes Finance een concurrent is van Administratiekantoor Petiet. [verzoekster] erkent dat zij zich (in ieder geval) vanaf 11 oktober 2021 dagelijks naar dat bedrijf begaf, dat zij daar met een sleutel naar binnen ging en een aantal uren later weer naar huis ging. Ook erkent zij dat er een e-mailadres voor haar bij Ad Fontes Finance is aangemaakt. Over wat [verzoekster] in de uren bij Ad Fontes Finance deed heeft zij wisselende verklaringen gegeven. Tijdens het gesprek op 17 november 2021 verklaarde zij dat zij naar het kantoor van haar broer ging, omdat hij haar hielp met re-integreren. Haar broer voegde daar tijdens dat gesprek aan toe dat geen sprake was van werken, maar van een snuffelstage om ervaring op te doen. Het aangemaakte e-mailadres zou een testaccount zijn. In het kader van onderhavige procedure verklaarde [verzoekster] dat Ad Fontes Finance niet het bedrijf van haar broer is, maar dat zij daar wel via haar broer terecht is gekomen. De eigenaar van Ad Fontes Finance gaf haar een cursus Exactonline, Excel en Word. Ten behoeve van die cursus was een e-mailadres aangemaakt. De sleutel van Ad Fontes Finance haalde zij steeds bij haar broer op, of die werd haar door een collega vanuit het raam toegeworpen, aldus [verzoekster] .
14. [verzoekster] heeft met deze wisselende verklaringen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende weersproken dat zij werkzaamheden verrichte voor een concurrent van Administratiekantoor Petiet, zonder dat te laten weten of daarover te overleggen. Uit haar aanvankelijke verklaring en de toelichting van haar broer blijkt dat zij werkte bij die concurrent. Dat dit onbetaald was, althans in het kader van een “snuffelstage”, maakt dat niet anders. De latere stelling van [verzoekster] is daarmee in strijd en bovendien heeft de eigenaar van Ad Fontes Finance in een overgelegde verklaring niet verklaard dat hij aan [verzoekster] inderdaad een cursus gaf. In ieder geval heeft [verzoekster] er geen verklaring voor gegeven dat diezelfde eigenaar in contact met het onderzoeksbureau te kennen heeft gegeven dat bepaalde werkzaamheden aan [verzoekster] waren opgedragen. In ieder geval heeft [verzoekster] over haar bezigheden bij Ad Fontes Finance geen openheid van zaken gegeven, terwijl het volgens haar eigen zeggen zou gaan om re-integratieinspanningen die (dus) ook in het belang van Administratiekantoor Petiet waren. Een verklaring daarvoor heeft zij niet gegeven. Het moet voor [verzoekster] ook duidelijk zijn geweest dat haar werkzaamheden bij Ad Fontes Finance relevant waren in het kader van haar re-integratie en ook in verband met haar concurrentiebeding, zodat zij daarover open kaart had moeten spelen. Haar verklaring dat zij dacht dat dit niet (meer) nodig was omdat zij een vaststellingsovereenkomst had getekend gaat niet op. Die overeenkomst is immers pas op 19 oktober 2021 getekend en toen was zij al (tenminste) een week werkzaam. Voor zover juist is dat [verzoekster] tijdens de mediation te kennen heeft gegeven met haar broer te gaan zoeken naar werk buiten Administratiekantoor Petiet, ontslaat dat haar niet van haar verplichting dit vervolgens te bespreken zodra hier daadwerkelijk invulling aan wordt gegeven.
15. De conclusie is dat [verzoekster] terwijl zij ziek was voor haar eigen werk, bewust heeft verzwegen dat zij werkzaamheden bij een concurrent van Administratiekantoor Petiet verrichte, terwijl zij gebonden was aan een concurrentiebeding. Hiermee heeft zij grovelijk de plichten veronachtzaamt die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien, zodat van Administratiekantoor Petiet redelijkerwijze niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Er zijn ook geen (persoonlijke) omstandigheden gesteld of gebleken die aan het ontslag op staande voet in de weg staan.
16. Het ontslag is ook onverwijld gegeven. Weliswaar was het onderzoek al op 29 oktober 2021 gereed, maar het lukte Administratiekantoor Petiet pas op 19 november 2021 [verzoekster] met de resultaten van dat onderzoek te confronteren. De reactie op deze confrontatie is (mede) aan het ontslag ten grondslag gelegd. Nadat Administratiekantoor Petiet een compleet beeld had heeft zij voldoende voortvarend gehandeld.
17. Het ontslag is dan ook rechtsgeldig gegeven en de verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen voor zover deze uitgaan van het tegendeel.
18. Naar het oordeel van de kantonrechter is het handelen van [verzoekster] ook ernstig verwijtbaar, zodat haar geen transitievergoeding toekomt. [verzoekster] heeft onvoldoende toegelicht waarom het niet toekennen van die vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als zij slechts goede bedoelingen had, zoals zij stelt, valt niet in te zien waarom zij deze niet met haar werkgeefster heeft gedeeld. Een grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding bij een terecht ontslag op staande voet is niet gesteld. Evenmin is voldoende toegelicht waarom bij die stand van zaken het concurrentiebeding zou moeten vervallen.
19. Nu sprake is van een terecht ontslag op staande voet, is [verzoekster] de gefixeerde schadevergoeding aan Administratiekantoor Petiet verschuldigd. Bij de berekening daarvan heeft Administratiekantoor Petiet echter ten onrechte de opzegtermijn van werkgever tot uitgangspunt genomen. Bij berekening van de gefixeerde schadevergoeding gaat het om de termijn van opzegging die de partij die een dringende reden heeft gegeven in acht had moeten nemen (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2401). In dit geval is dat [verzoekster] , die een opzegtermijn had van één maand. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt dan een bedrag gelijk aan het bruto loon over een maand. Dat is in dit geval € 2.420,00. 20. De buitengerechtelijke onderzoekskosten zullen deels worden toegewezen. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt, het tegendeel is althans niet gebleken nu partijen aan geheimhouding gebonden zijn ter zake het mediationtraject (waar de aanleiding voor het onderzoek naar voren zou zijn gekomen). De kantonrechter acht het echter niet redelijk de volledige opgevoerde kosten toe te wijzen. Van eenln factuur van een ander bedrijf dan het onderzoeksbureau is onvoldoende toegelicht waarom deze vergoed zou moeten worden. Verder is onvoldoende toegelicht waarom het onderzoek drie weken heeft geduurd, terwijl naar het zich laat aanzien ook binnen een week voldoende informatie had kunnen worden verzameld om [verzoekster] mee te confronteren. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 5.000,00 aan onderzoekskosten toewijzen.
21. Nu [verzoekster] in het ongelijk is gesteld, zal zij de proceskosten van Administratiekantoor Petiet moeten betalen. Er zal voor het verzoek en het tegenverzoek één kostenveroordeling worden uitgesproken.