ECLI:NL:RBAMS:2022:7715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
13/243308-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan veelpleger wegens winkeldiefstal

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gevallen van winkeldiefstal. De verdachte heeft op verschillende data in september 2022 goederen, waaronder een sandwich, een blik bier en een pak Snickers, weggenomen uit een Spar supermarkt in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek uitgesproken, aangezien de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, heeft de ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, gezien de recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel, zoals vastgelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het rapport van de reclassering, waarin de problematische situatie van de verdachte wordt beschreven, waaronder zijn gebrek aan huisvesting en middelen, en zijn psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, om de kans op recidive te verkleinen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank hoopt dat de verdachte tijdens de ISD-maatregel gemotiveerd zal worden om mee te werken aan noodzakelijke behandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/243308-22
Datum uitspraak: 8 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
, gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman. Ter terechtzitting is [naam 1] , werkzaam bij Reclassering Inforsa GGZ [locatie 2] , als deskundige gehoord. De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting aanwezig te zijn.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 23 september 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, een sandwich, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Spar supermarkt (locatie [locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 19 september 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, een blik bier (Heineken), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Spar supermarkt (locatie [locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. hij op of omstreeks 22 september 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, een pak Snickers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Spar supermarkt (locatie [locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en wel dat hij:
1. op 23 september 2022 te Amsterdam een sandwich die aan Spar supermarkt (locatie [locatie] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. op 19 september 2022 te Amsterdam een blik bier (Heineken) dat aan Spar supermarkt (locatie [locatie] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. op 22 september 2022 te Amsterdam een pak Snickers dat aan Spar supermarkt (locatie [locatie] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen:
Het geschrift, zijnde een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal met bijlagen van 23 september 2022 (pagina 1 tot en met 7 van het dossier).
Het proces-verbaal van aangifte van 24 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 2] (pagina 8 tot en met 9 van het dossier).
Het proces-verbaal fotobijlage camerabeelden van 23 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (pagina 22 tot en met 29 van het dossier).
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 26 september 2022 de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.

5.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich meermalen aan winkeldiefstal schuldig gemaakt. Winkeldiefstallen zijn vervelende feiten. Ze bezorgen de winkelier schade en overlast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Inforsa GGZ [locatie 2] van 6 december 2022, opgemaakt door [naam 4] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De verdachte is een man van 33 jaar. Het ontbreekt hem aan huisvesting, inkomen en een zinvolle dagbesteding. Er is sprake van problematisch middelengebruik en psychiatrische problematiek. Toen de verdachte in 2012 zijn baan verloor, raakte hij in een neerwaartse spiraal. Hij ging drugs (cocaïne en cannabis) en alcohol gebruiken en kwam sindsdien frequent met justitie in aanraking. De verdachte pleegde delicten onder invloed van middelen en pleegde delicten om te voorzien in middelen. Hij is, voor zover bekend, in 2012/2013 en in 2016 in behandeling geweest bij de ggz. Hij weigert echter stelselmatig mee te werken aan diagnostiek en zo kan hem geen passende behandeling geboden worden. Tijdens zijn huidige detentie laat de verdachte verstoord gedrag zien, dat regelmatig tot verblijf in de isoleercel leidt. Hij houdt het contact met behandelaren en zijn casemanager af. Hij wilde niet in gesprek met de reclassering. Diagnostiek, behandeling voor zowel zijn verslavings- alsmede zijn psychiatrische problematiek en ondersteuning bij het toeleiden naar begeleid wonen zijn noodzakelijk. Als gevolg van de houding van de verdachte zijn er geen mogelijkheden om door middel van een reclasseringstraject de kans op recidive te beperken. Het risico op recidive, letselschade en op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering komt gezien bovenstaande tot de conclusie dat de verdachte aan de zachte criteria met betrekking tot de ISD-maatregel voldoet. Zij acht het opleggen van de ISD-maatregel geïndiceerd en hoopt dat gedurende de ISD-maatregel bij de verdachte het inzicht en daardoor zijn bereidwilligheid tot het volgen van noodzakelijk behandeling zal toenemen. Er zal worden geïnvesteerd in psycho-educatie ten behoeve van het creëren van ontvankelijkheid en het zich houden aan de voorwaarden. Onder de huidige strafrechtelijke omstandigheden is de ISD-maartregel de maximale mate van dwang die kan worden ingezet en heeft daarmee de grootste potentie om te komen tot gedragsverandering. Het opleggen van de ISD-maatregel zal hoe dan ook de maatschappij beschermen tegen het delictgedrag van de verdachte.
De rechtbank heeft ter terechtzitting [naam 1] , werkzaam bij Reclassering Inforsa GGZ [locatie 2] , als deskundige gehoord. De deskundige heeft de inhoud van het rapport bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • de bewezen verklaarde feiten, de door de verdachte gepleegde (winkel)diefstallen, betreffen een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • de bewezen verklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van goederen of personen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 december 2022 blijkt dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen en/of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal van door de verdachte begane soortgelijke feiten. Zij zal daarom de officier van justitie in haar vordering volgen.
Het is van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om de recidive van de verdachte te beëindigingen en om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, en ook ter optimale bescherming van de maatschappij. De rechtbank hoopt dat de verdachte binnen de ISD-maatregel alsnog gemotiveerd kan worden mee te werken aan diagnostiek en behadeling. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
Telkens: diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2022.