ECLI:NL:RBAMS:2022:7716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
13-233148-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake poging tot diefstal en bedreiging met de dood

Op 8 december 2022 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De verdachte, die gedetineerd was, werd beschuldigd van poging tot diefstal en bedreiging met de dood. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou op 13 september 2022 in Amsterdam een smartphone van een aangever hebben geprobeerd te stelen en deze aangever hebben bedreigd met de dood. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, de vorderingen gepresenteerd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Stronkhorst, pleitte voor vrijspraak van feit 1. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan beide feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een ISD-maatregel op voor de duur van één jaar, met de nadruk op de ernst van de feiten en het recidiverisico. De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de ISD-maatregel werd opgelegd. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13-233148-22 + 15-347763-21 (TUL)
Datum uitspraak: 8 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Stronkhorst, naar voren hebben gebracht. Ter terechtzitting is [naam] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 13 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een smartphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen door
- ( van achteren) die [aangever] te benaderen en/of
- een arm om het middel van die [aangever] heen te slaan en/of
- de hand op de broekzak van die [aangever] te leggen en/of te voelen aan die broekzak,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 13 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen vertaald vanuit de [soort taal] taal: “Ik ga jou dood maken. Je gaat niet meer door deze straat lopen. Jouw bloed gaat over deze straat vloeien”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van feit 1. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van de aangever en van verbalisant [verbalisant] niet volgt dat zij gezien hebben dat de verdachte degene was die een beweging in de richting van de broekzak van de aangever heeft gemaakt. De verklaring van getuige [getuige] dient volgens de raadsvrouw te worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze niet betrouwbaar kan worden geacht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat hij
1. op 13 september 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een smartphone die aan [aangever] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, heeft gehandeld door
- ( van achteren) die [aangever] te benaderen en
- een arm om het middel van die [aangever] heen te slaan en
- de hand op de broekzak van die [aangever] te leggen en/of te voelen aan die broekzak,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 13 september 2022 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen (vertaald vanuit de [soort taal] taal): “Ik ga jou dood maken. Je gaat niet meer door deze straat lopen. Jouw bloed gaat over deze straat vloeien”.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen. Primair omdat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast en deze maatregel in dat geval niet kan worden opgelegd. Subsidiair omdat de verdachte niet aan de zogenoemde zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel voldoet. Meer subsidiair omdat het niet noodzakelijk is dat deze maatregel wordt opgelegd, aangezien via het vreemdelingenrecht ook kan worden bereikt wat het Openbaar Ministerie via ISD-maatregel wenst te bereiken en de ISD-maatregel een laatste redmiddel is. Voor zover de rechtbank overweegt de ISD-maatregel op te leggen, heeft de raadsvrouw verzocht de duur van de maatregel te beperken tot één jaar en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten in mindering te brengen op de duur van de maatregel.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om het jeugdstrafrecht (adolescentenstrafrecht) toe te passen. De reclassering heeft toepassing van het volwassenenstrafrecht geadviseerd. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van negentien jaren had bereikt en dus meerderjarig was. Het uitgangspunt is dat meerderjarigen worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht, tenzij de rechtbank in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, aanleiding ziet daarvan af te wijken. Een dergelijke aanleiding ziet de rechtbank in dit geval niet. De verdachte kan, gelet op zijn onrechtmatige verblijfsstatus, geen gebruikmaken van sociale voorzieningen in Nederland. De mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding zijn daarmee beperkt. Het volwassenstrafrecht daarentegen, biedt wel passende mogelijkheden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zakkenrollen en vervolgens het slachtoffer met de dood bedreigd. Zakkenrollerij is een hinderlijk feit dat bij de slachtoffers overlast, schade en gevoelens van onveiligheid kan veroorzaken. De verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom. Een doodsbedreiging is ook een naar misdrijf. Slachtoffers kunnen hier nog lang last van hebben.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 5 december 2022, opgemaakt door [naam] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De verdachte is als minderjarige asielzoeker op 22 april 2021 in Nederland aangekomen en op 6 mei 2021 voor de eerste keer met justitie in aanraking is gekomen. Hij heeft verteld genoodzaakt te zijn geweest om vermogensdelicten te plegen, omdat hij in eerste instantie onvoldoende, dan wel geen, leefgeld vanuit het COA zou hebben ontvangen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De verdachte verblijft illegaal in Nederland. Zijn asielaanvraag is op 13 augustus 2021 afgewezen en er is een (onherroepelijk) terugkeerbesluit uitgevaardigd. Er is geen sprake van een lopende procedure bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De verdachte heeft daarnaast ook een inreisverbod voor twee jaar opgelegd gekregen, waardoor hij binnen Nederland, alsmede de andere landen binnen de Europese Unie, geen legaal bestaan meer kan opbouwen. Vanwege het ontbreken van een rechtmatige verblijfsstatus kan hij geen aanspraak maken op structurele hulpverlening en sociale voorzieningen in Nederland. Zolang de verdachte in Nederland (Europa) verblijft, blijft zijn toekomstperspectief uitzichtloos en zal het recidiverisico hoog blijven. Er zijn derhalve geen mogelijkheden om met reclasseringsinterventies de kans op recidive terug te dringen. De verdachte voldoet derhalve ook aan de zachte ISD criteria.
Vanuit hulpverleningsoptiek zijn er geen mogelijkheden voor begeleiding binnen een strafrechtelijk kader. De verdachte heeft geen mogelijkheden om na een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een stabiel bestaan in Nederland op te bouwen. Bij het wederom opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf blijft het recidiverisico onverminderd hoog. De verdachte heeft ook hulpverlening nodig, hetgeen in de intramurale setting van de ISD-maatregel gerealiseerd kan worden en bij een onvoorwaardelijke detentiestraf niet.
Aangezien er sprake is van een terugkeerbesluit en een inreisverbod en er reeds vanuit de Dienst Terugkeer & Vertrek ( [instelling] ) een vertrekprocedure door middel van een laissez-passeraanvraag is opgestart, is de kans zeer groot dat de verdachte gedwongen Nederland zal worden uitgezet temeer omdat hij niet meewerkt. Hij is wel gebaat bij een hulpverleningstraject en medische zorg omdat hij zou kampen met depressieve en lichamelijke klachten. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte is het ook wenselijk dat hij een opleiding dan wel scholing kan volgen, zodat hij bij zijn terugkeer naar [land van herkomst] meer perspectief heeft om daar een stabiel bestaan op te bouwen.
De verdachte zal, gezien zijn onrechtmatige verblijf, in de [naam PI] locatie [naam locatie] , de zogenaamde ISD-VRIS, geplaatst worden. De ISD-maatregel is in dit geval niet gericht op resocialisatie, maar op repatriëring naar het land van herkomst en zal een punitief karakter hebben. Dit betekent echter niet dat er tijdens de intramurale fase geen zorg geleverd kan worden. Er is geen speciaal traject voor jongvolwassenen. Zij volgen het reguliere traject. De verdachte kan een programma volgen dat gericht is op scholing/werk. Er zijn ook mogelijkheden voor psychische begeleiding en medische zorg, zodat dit zou kunnen bijdragen aan stabiliteit bij zijn eventuele terugkeer naar [land van herkomst] , de zogenoemde zachte landing. [naam PI] werkt nauw samen met onder andere het [naam centrum Psychiatrie] , en [instelling] . Zodra er een laissez-passer is afgegeven, kan de verdachte uitgezet worden naar [land van herkomst] (wanneer dat is vooralsnog onduidelijk), hetgeen inhoudt dat de onvoorwaardelijke ISD-maatregel dan ook opgeheven kan worden.
[naam] , reclasseringswerker, werkzaam bij Reclassering Nederland, die door de rechtbank ter zitting als deskundige is gehoord, heeft de inhoud van het rapport bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • de bewezen verklaarde feiten, de door de verdachte gepleegde poging tot diefstal (zakkenrollerij) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, betreffen beide een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • de bewezen verklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van goederen of personen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 december 2022 blijkt dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal van door de verdachte begane soortgelijke feiten.
Hoewel de verdachte binnen de ISD-maatregel een programma kan volgen dat is gericht op scholing/werk en er ook enige mogelijkheden voor psychische begeleiding en medische zorg zijn, zal de maatregel in het geval van de verdachte zijn gericht op de repatriëring van de verdachte en met name een punitief karakter hebben. De verdachte spreekt immers geen Nederlands, en bovendien is aan hem een inreisverbod opgelegd. De ISD-maatregel zal om die reden voor de duur van één jaar worden opgelegd. Dat moet voldoende zijn om de repatriëring van de verdachte te bewerkstelligen, ook gelet op het inreisverbod. De tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht zal niet in mindering op de duur van de ISD-maatregel worden gebracht.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte op 11 mei 2022 in de zaak met parketnummer 15-347763-21 (onherroepelijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zes dagen, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De officier van justitie heeft op 10 november 2022 een schriftelijke vordering ingediend die inhoudt dat dit voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf alsnog ten uitvoer gelegd wordt.
Zowel de officier van justitie als de raadvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen als de rechtbank de ISD-maatregel oplegt.
De verdachte heeft zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig gemaakt, zoals naar voren komt in de verdere inhoud van dit vonnis. Maar de rechtbank zal inderdaad de ISD-maatregel opleggen. Zij is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf om die reden geen meerwaarde heeft. De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. poging tot diefstal;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van één (1) jaar.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15-347763-21.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2022.