ECLI:NL:RBAMS:2022:7717

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
13/221666-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan veelpleger na diefstal van ondergoed

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, die beschuldigd werd van diefstal van ondergoed ter waarde van 273,90 euro. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 8 december 2022, waar de officier van justitie, mr. B.S. Selier, en de raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, aanwezig waren. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een veelpleger is, met meer dan tien misdrijven in de afgelopen vijf jaar, en heeft besloten om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar op te leggen. De officier van justitie had deze maatregel gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een minder ingrijpende straf. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van goederen en ter voorkoming van recidive. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever werd beschouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/221666-22 + 13/288843-20 (TUL)
Datum uitspraak: 22 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
thans gedetineerd in de [naam PI 1] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.S. Selier, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is [naam 1] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 1 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid ondergoed (ter waarde van 273,90 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [naam winkel] (filiaal gelegen aan het [vestiging] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De waardering van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstal, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft het feit bekend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit is bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring die verdachte heeft afgelegd.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt op grond van artikel 359, lid 3, Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022;
  • Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [naam winkel] (gevestigd op [vestiging] te Amsterdam) van 1 september 2022 (pagina’s 1 tot en met 4 van het dossier).
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 1 september 2022 te Amsterdam een hoeveelheid ondergoed dat aan winkelbedrijf [naam winkel] (filiaal gelegen aan het [vestiging] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het door de verdediging gedane verzoek tot het bepalen van een tussentijdse toets.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen, nu dit niet passend is. De ISD-maatregel is zeer ingrijpend en komt alleen aan de orde als alternatieve straffen of maatregelen geen effect hebben gehad. Verdachte is nooit begeleid door hulpverleners of de reclassering, terwijl de reclassering wel constateert dat hier bij verdachte behoefte aan bestaat. In een ISD-kader zal hem vanwege de taalbarrière geen adequate hulp kunnen worden geboden. De ISD-maatregel komt dan neer op twee jaar kale detentie. Dit is disproportioneel gelet op het feit dat de LOVS-oriëntatiepunten bij veelvuldige recidive uitgaan van een gevangenisstraf van een maand voor eenvoudige winkeldiefstal. De raadsvrouw heeft daarom verzocht aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen.
Meer subsidiair heeft zij verzocht om de duur daarvan te beperken tot één jaar en te bepalen dat na zes maanden een tussentijdse toets zal plaatsvinden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van ondergoed. Dat is een vervelend feit waarmee hij de winkel [naam winkel] schade en overlast heeft bezorgd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 31 oktober 2022, opgemaakt door [naam 1] . Dit rapport houdt onder meer het volgende in:

Het leven van de heer [verdachte] is op diverse levensgebieden instabiel; zo beschikt hij niet over een vaste woon-of verblijfplaats, geen inkomen of een duurzame dagbesteding. (…) Daarnaast is er onvoldoende zicht op zijn mogelijke middelenproblematiek. (…) De
heer [verdachte] geeft aan geen ondersteuning nodig te hebben en een duurzaam verblijf in Nederland te kunnen opbouwen. Dit is echter tot op heden niet gelukt.
(…)
Bij een veroordeling adviseren wij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Betrokkene voldoet aan de harde ISD criteria, en gelet op de EU status van betrokkene, zien wij geen mogelijkheden in een ambulant kader.
Indien gewenst, kan er na één jaar een tussentijdse toetsing worden aangevraagd om te kijken of de heer [verdachte] meewerkt aan repatriëring met voldoende toekomstperspectief in land van herkomst. De ISD-maatregel zal in dat geval beëindigd kunnen worden.
Gelet op de problematiek op diverse leefgebieden, vinden wij het wenselijk dat er interventies ingezet worden in de intramurale fase om de kans op een voorspoedige terugkeer te bevorderen. Deze interventies zullen gericht zijn om een "zachte landing" te bewerkstelligen in land van herkomst, en niet op resocialisatie in Nederland.
Tijdens de ISD maatregel kan gewerkt worden aan de volgende aandachtspunten:
  • plaatsing in [naam PI 2] , locatie [naam 2] ;
  • contact leggen met het netwerk om te verifiëren of de heer betaald werk kan uitvoeren en terug kan keren naar het adres van zijn ouders;
  • verkrijgen van identiteitsbewijs;
  • ondersteuning voor praktische zaken;
  • ondersteuning in het aanleren van sociale vaardigheden (omgaan met impulsiviteit,

probleemoplossend vermogen vergroten);

  • motiverende gespreksvoering door de casemanager om een duurzame terugkeer te bevorderen;
  • inzichtelijk krijgen in hoeverre er sprake is van een verslaving en eventueel meewerken aan behandeling.
Ter terechtzitting heeft reclasseringsmedewerker [naam 1] een toelichting gegeven op dit advies. Zij heeft de inhoud van het rapport bevestigd en in aanvulling daarop opgemerkt dat binnen de ISD-maatregel zal worden gekeken naar de mogelijkheden met betrekking tot de ongewenstverklaring van verdachte. Desgevraagd heeft zij aangegeven niets te kunnen zeggen over mogelijke problemen die een taalbarrière zal meebrengen bij de geadviseerde hulpverlening. Wel heeft ze erop gewezen dat verdachte zich in het Engels goed verstaanbaar kan maken.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • het bewezen verklaarde feit, de door verdachte gepleegde diefstal, betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • het bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 december 2022 blijkt dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal van door verdachte begane soortgelijke feiten. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. De ISD-maatregel zal onvoorwaardelijk worden opgelegd en dus niet voorwaardelijk zoals door de raadsvrouw verzocht. Verdachte heeft geen recht op sociale voorzieningen in Nederland, is niet zelfvoorzienend, beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats en hij heeft geen legale inkomsten. Er bestaan daarom voor de reclassering geen mogelijkheden om verdachte in een ambulant kader te ondersteunen. De rechtbank acht de kans te groot dat verdachte zonder enige vorm van begeleiding terugvalt in zijn oude gedrag en weer strafbare feiten gaat plegen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat, zoals de reclassering schrijft, in het geval verdachte meewerkt aan repatriëring, de ISD-maatregel beëindigd kan worden. Verdachte heeft ter zitting aangegeven te willen meewerken aan een succesvolle terugkeer naar [land van herkomst] . Hij heeft daar een eigen studio en goed contact met zijn familie. Op basis van deze verklaring van verdachte ligt het in de lijn der verwachting dat de ISD-maatregel voortijdig kan worden beëindigd.
Het verzoek van de raadsvrouw om nu al te bepalen dat de maatregel na zes maanden moet worden getoetst, wordt evenwel afgewezen. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. Op grond van het bepaalde in artikel 38n lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (of artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering) kan zo nodig de officier van justitie daartoe een vordering – en de verdediging een verzoek – doen.

6.Vordering tot ten uitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Verdachte is in de zaak met parketnummer 13/288843-20 op 23 december 2020 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam (onherroepelijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft bevolen dat een gedeelte van deze straf, groot twee maanden, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft op 10 oktober 2022 een schriftelijke vordering ingediend die inhoudt dat die voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden alsnog ten uitvoer gelegd zal worden. Ter zitting heeft zowel de officier van justitie als de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank de eis tot oplegging van de ISD-maatregel volgt de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig gemaakt heeft, zoals naar voren komt in de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank zal echter inderdaad de ISD-maatregel opleggen. Zij is daarom van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf geen meerwaarde heeft. De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/288843-20.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2022.