ECLI:NL:RBAMS:2022:7895

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
13-201820-21 toetsing ISD 2022
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de ISD-maatregel en ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse beoordeling

De Rechtbank Amsterdam heeft op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De ISD-maatregel was op 5 november 2021 voor de duur van twee jaren opgelegd, met de bepaling dat de noodzaak van voortzetting van de maatregel uiterlijk één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging zou worden getoetst. De tenuitvoerlegging van de maatregel is op 13 mei 2022 aangevangen. De veroordeelde heeft op 20 oktober 2022, zes maanden na de aanvang van de tenuitvoerlegging, een verzoek ingediend voor een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van dit verzoek beoordeeld, waarbij de raadsvrouw van de veroordeelde en de officier van justitie hun standpunten hebben toegelicht. De raadsvrouw stelde dat het verzoek ontvankelijk moest worden verklaard, terwijl de officier van justitie van mening was dat het verzoek te vroeg was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot tussentijdse toetsing inderdaad te vroeg was ingediend, aangezien het verzoekschrift was ingediend binnen zes maanden na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Gezien artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een verzoek om tussentijdse beoordeling pas na zes maanden kan worden ingediend, heeft de rechtbank de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de rechters en griffier tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13-201820-21
BESLISSING
De rechtbank Amsterdam heeft op 5 november 2021 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in [detentieplaats] .

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 5 november 2021;
  • het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en zijn raadsvrouw mr. J.M. Buchel om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van 20 oktober 2022;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 10 november 2022;
  • het toetsingsverslag van [detentieplaats] van 1 december 2022.
Op 5 november 2021 heeft de rechtbank Amsterdam de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd aan de veroordeelde. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat zij aanleiding ziet uiterlijk één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. Het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep is op 19 april 2022 ingetrokken en blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 10 november 2022 is deze uitspraak op 18 mei 2022 onherroepelijk geworden. Volgens het toetsingsverslag van de [detentieplaats] is de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel aangevangen op 13 mei 2022.
De rechtbank heeft de raadsvrouw van de veroordeelde en de officier van justitie voorafgaand aan de behandeling op de openbare terechtzitting in de gelegenheid gesteld, in het licht van het bepaalde in artikel 6.6.14 lid 1 Sv en onder verwijzing naar een arrest van het hof
Arnhem-Leeuwaarden van 1 oktober 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:8409), zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid van het verzoek.
De raadsvrouw heeft per e-mail van 14 december 2022, kort gezegd, te kennen gegeven dat het verzoek ontvankelijk moet worden verklaard en dat zij zonodig bereid is hetzelfde verzoek nogmaals in te dienen. De officier van justitie heeft per e-mail van 14 december 2022 aangegeven dat zij van mening is dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank heeft op 15 december 2022 de officier van justitie, mr. D. Alsemgeest, de gemachtigde raadsvrouw van veroordeelde, mr. S.R. den Toonder, advocaat te Amsterdam, namens haar kantoorgenoot mr. J.M. Buchel, op de openbare terechtzitting gehoord.
De veroordeelde heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht ter zitting aanwezig te zijn.
De voorzitter stelt vast dat de raadsvrouw van de veroordeelde en de officier van justitie ter zitting van 15 december 2022 persisteren bij hun schriftelijk standpunt.

Beoordeling

Artikel 6:6:14 lid 1 Sv bepaalt dat in het geval de rechter bij het opleggen van de ISD-maatregel niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, dat de veroordeelde na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel kan verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
De rechtbank heeft ter zitting de ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse toetsing aan de orde gesteld. De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is op 13 mei 2022 aangevangen en op 20 oktober 2022 heeft de raadsvrouw verzocht om een tussentijdse toetsing van de
ISD-maatregel.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat ook in het geval het verzoek slechts korte tijd te vroeg is ingediend, er geen sprake is van lichtzinnig gebruik van deze bevoegdheid. Het is, gelet op de tijd die veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht, niet redelijk om het verzoek
niet-ontvankelijkheid te verklaren. De raadsvrouw is bereid om het hetzelfde verzoek vandaag opnieuw in te dienen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoekschrift te vroeg is ingediend en dat de veroordeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.
De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift tot tussentijdse toetsing op 20 oktober 2022 is ingediend, derhalve binnen 6 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de
ISD-maatregel. Dat betekent dat het verzoek te vroeg is ingediend en dat de veroordeelde
niet-ontvankelijkheid is in dat verzoek.
Gezien artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

Verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2022.