In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap. Eiser, die onder bewind is gesteld, had een aanvraag ingediend voor een hoger tarief dan het standaardtarief dat door verweerder was toegekend. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, had in het primaire besluit van 21 juni 2021 een bedrag van € 215,48 per maand toegekend voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2022. Eiser was van mening dat hij recht had op een hoger tarief, omdat hij onder de 23 jaar is en vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. De rechtbank overwoog dat de beloning voor bewindvoering en mentorschap wordt vastgesteld op basis van de beschikking van de kantonrechter, die in dit geval geen aanleiding gaf voor een hoger tarief. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het standaardtarief had toegekend en dat eerdere fouten in de toekenning van hogere tarieven niet herhaald hoefden te worden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.