ECLI:NL:RBAMS:2022:810

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
13/752225-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; weigeringsgrond artikel 12 OLW niet van toepassing

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank in Warschau, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 november 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1992 en gedetineerd in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de vordering behandeld op openbare zittingen op 15 december 2021 en 12 januari 2022. Tijdens de eerste zitting was de officier van justitie aanwezig, terwijl de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om aanwezig te zijn bij de tweede zitting. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om de zaak gelijktijdig te kunnen afhandelen met een andere zaak.

In de uitspraak werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren. De raadsman had betoogd dat de overlevering moest worden geweigerd omdat het een verstekvonnis betrof, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon in persoon was gedagvaard en dat er geen gebreken waren in de oproeping. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, aangezien het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, diefstal door twee of meer verenigde personen betrof, wat ook onder Nederlands recht strafbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752225-21 (EAB I)
RK nummer: 21/6030
Datum uitspraak: 26 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 september 2021 door
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 december 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, en een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de zaak gelijktijdig af te doen met de zaak met parketnummer 13/752228-21 (EAB III), met dien verstande dat deze zaak voor het verstrijken van de beslistermijn (30 januari 2022) weer op zitting moet worden gepland.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 12 januari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft middels een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht aanwezig te zijn bij de zitting. Zijn raadsman is wel verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement of the District Court of Warsaw Mokotów of 31 August 2012(III K 616/12).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd. Het betreft een verstekvonnis, de opgeëiste persoon is niet in persoon gedagvaard en géén van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, sub b tot en met d, OLW heeft zich voorgedaan. Aangezien er een gebrek kleeft aan de oproeping, kan niet worden gezegd dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig is geweest.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit het EAB volgt echter dat zich de omstandigheid heeft voorgedaan, zoals bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De opgeëiste persoon is in persoon gedagvaard voor het proces. Van enig gebrek ten aanzien van de oproeping is niet gebleken. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.