Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank in Warschau, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 november 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1992 en gedetineerd in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de vordering behandeld op openbare zittingen op 15 december 2021 en 12 januari 2022. Tijdens de eerste zitting was de officier van justitie aanwezig, terwijl de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om aanwezig te zijn bij de tweede zitting. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om de zaak gelijktijdig te kunnen afhandelen met een andere zaak.
In de uitspraak werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren. De raadsman had betoogd dat de overlevering moest worden geweigerd omdat het een verstekvonnis betrof, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon in persoon was gedagvaard en dat er geen gebreken waren in de oproeping. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, aangezien het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, diefstal door twee of meer verenigde personen betrof, wat ook onder Nederlands recht strafbaar is.