In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres, gevestigd te Eindhoven, tegen de afwijzing van een dwangsom door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had op 24 januari 2022 besloten om geen dwangsom toe te kennen aan eiseres, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. H. Oderkerk, aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar tijdig heeft beslist. Eiseres had op 28 februari 2021 een gecombineerde aanslag ontvangen en had hiertegen bezwaar gemaakt. De ingebrekestelling van eiseres werd op 10 januari 2022 ontvangen, wat betekende dat de uiterste termijn voor de beslissing op het bezwaar op 24 januari 2022 viel. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar op die datum inderdaad heeft beslist, en dat er geen dwangsom is verbeurd.
Eiseres voerde aan dat de beslissing van de heffingsambtenaar onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat er sprake was van fraus legis. De rechtbank oordeelt echter dat fraus legis niet van toepassing is in deze zaak, aangezien dit begrip specifiek betrekking heeft op belastingverijdeling. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de brieven naar een verkeerd adres heeft gestuurd, maar dat dit niet leidt tot de conclusie dat er een dwangsom verschuldigd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.