ECLI:NL:RBAMS:2022:8267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22/3076
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermoeden van rijongeschiktheid en de noodzaak van medisch onderzoek

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022, gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dat haar een onderzoek naar rijgeschiktheid oplegde. Dit besluit volgde op een mededeling van de politie over het vermoeden dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. De rechtbank behandelt de vraag of het CBR op basis van de meldingen van de politie terecht tot het opleggen van een medisch onderzoek is overgegaan.

Eiseres betwist de inhoud van de mutatierapporten en stelt dat er geen objectieve basis is voor het vermoeden van ongeschiktheid. De rechtbank oordeelt echter dat de mutatierapporten voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijvingen bevatten van de waargenomen gedragingen van eiseres, die het vermoeden van rijongeschiktheid kunnen dragen. De rechtbank wijst erop dat het CBR mag uitgaan van de juistheid van de informatie van de politie en dat een vermoeden van ongeschiktheid niet per se gebaseerd hoeft te zijn op een ambtsedig proces-verbaal.

De rechtbank concludeert dat het CBR terecht heeft geoordeeld dat er voldoende redenen waren om een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres op te leggen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/3076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

(gemachtigde: mr. P.A. van Leerdam).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd.
Bij besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2022. Eiseres is niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
Op 1 december 2021 heeft de korpschef van de Politie Eenheid Noord-West Holland (de politie) aan verweerder een mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) van het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van categorie(ën) van motorrijtuigen waarvoor haar rijbewijs is afgegeven.
1.2
Op basis van voorgaande mededeling heeft verweerder met het primaire besluit aan eiseres een medisch onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd. Verweerder twijfelt op basis van de informatie van de politie namelijk of het nog veilig is dat eiseres een rijbewijs heeft en deelneemt aan het verkeer. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.3
Gedurende de bezwaarprocedure, op 28 maart 2022, heeft de politie nog een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de WVW aan verweerder gedaan.
1.4
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het standpunt uit het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat de nieuwe mededeling van de politie van 28 maart 2022 het vermoeden van rijongeschiktheid heeft versterkt. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Oordeel van de rechtbank
2.1
Eiseres heeft aangevoerd dat uit de feiten en omstandigheden redelijkerwijs geen vermoeden van ongeschiktheid op grond van artikel 130 van de WVW kan volgen. Zij vermoedt dat de politie de waargenomen omstandigheden ten onrechte in haar nadeel heeft gekleurd door de meldingen die op haar naam en kenteken staan. Er is daarom volgens eiseres sprake van vooringenomenheid.
2.2
De rechtbank overweegt als volgt. De vraag die in deze procedure centraal staat is of verweerder op grond van de feiten en omstandigheden die volgen uit de meldingen van de politie heeft kunnen overgaan tot het opleggen van een medisch onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres. De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid slechts het vermoeden van ongeschiktheid behoeft te worden vastgesteld. [1] Het opgelegde onderzoek dient er juist toe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Daarbij komt dat een vermoeden van ongeschiktheid niet hoeft te zijn gebaseerd op een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar ook kan worden gebaseerd op bijvoorbeeld een mutatierapport als dit een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag zijn gelegd. [2] Verweerder mag ervan uitgaan dat de informatie die zij van de politie ontvangt juist is. [3]
2.3
De rechtbank is van oordeel dat de mutatierapporten waarop verweerders besluitvorming is gebaseerd een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevatten van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag zijn gelegd. In het mutatierapport van 6 december 2021 staat dat de politie op 30 november 2021 een melding kreeg van een ongeval. Eenmaal ter plaatse zag de politie de auto van eiseres met de voorzijde van de dijk af staan. De auto was net niet in de sloot terecht gekomen. Eiseres heeft aangegeven dat zij een verkeersbord wilde lezen, dat zij daarom half op de weg is gaan staan en dat zij de weg niet meer op kon komen. Ook heeft eiseres gezegd dat zij geen idee had hoe het kwam dat zij met haar auto in de berm stond. Nadat de auto van eiseres met behulp van een sleepwagen op de rijbaan was getrokken, bleek dat de auto niet meer gebruikt kon worden vanwege schade aan de onderkant. Hierop heeft eiseres aangegeven dat zij dit niet zelf heeft gedaan en dat het de schuld van de politie en de sleepwagen was. Toen haar werd verteld dat de schade is ontstaan doordat zij de berm in is gereden, had eiseres ineens geen idee hoe de auto in de berm terecht was gekomen. Daarnaast is gedurende de bezwaarprocedure op 28 maart 2022 nog een mutatierapport opgemaakt, waarin staat dat de politie eiseres op die datum heeft aangetroffen in haar auto die scheef op een doorgaande weg stond. Volgens omstanders reed eiseres al uren rond in de omgeving. Eerder die dag had de politie al een melding gekregen dat eiseres een straat in reed waar ze niet in mocht rijden, dat zij niet goed kon keren, dat zij op vreemde plekken stilstond, dat zij geen richting aangaf, dat zij schakelde zonder de koppeling in te trappen en dat de auto van eiseres tegen een paaltje en van de weg was gereden. De politie is in gesprek gegaan met eiseres en heeft geconstateerd dat eiseres wartaal uitsloeg, niet wist waar zij was, trilde en onvast ter been was. De politie heeft daarom een speekseltest afgenomen bij eiseres. Deze test gaf een positief resultaat voor de stof amfetamine.
2.4
Eiseres heeft de in de mutatierapporten beschreven gedragingen betwist, maar deze betwisting niet onderbouwd met objectieve gegevens. In de enkele betwisting van eiseres ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de mutatierapporten. De gedragingen die daarin zijn beschreven kunnen de oplegging van een onderzoek naar de rijgeschiktheid dragen. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet met objectieve gegevens aannemelijk heeft kunnen maken dat de verbalisanten vooringenomen waren. Uit het mutatierapport van 6 december 2021 blijkt dat eiseres zich meerdere keren niet meer kon herinneren hoe zij in de berm terecht was gekomen. Het vermoeden van ongeschiktheid wordt bovendien bevestigd door de tweede mededeling van de politie aan verweerder gedurende de bezwaarprocedure. Voor de conclusie dat van vooringenomenheid sprake was, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de mutatierapporten. Bovendien is de tweede mededeling van de politie aan verweerder door een andere verbalisant opgesteld dan de verbalisant die de eerste mededeling van de politie deed. Ook daardoor is onaannemelijk dat van verminderde objectiviteit sprake was.
3.1
Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat ten onrechte geen tweede hoorzitting heeft plaatsgevonden nadat het mutatierapport van 28 maart 2022 bekend was gemaakt.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres niet nogmaals hoeven horen naar aanleiding van de tweede mededeling en het bijbehorende mutatierapport van 28 maart 2022. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op 21 april 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De tweede mededeling die de politie aan verweerder heeft gedaan, speelde dus al tijdens die hoorzitting. Ook is eiseres al voor de hoorzitting, op 14 april 2022, geconfronteerd met de nieuwe mededeling en een samenvatting van het mutatierapport waarop die mededeling is gebaseerd, omdat verweerder haar op die datum een brief daarover heeft verstuurd. Verder staat in het verslag van de hoorzitting dat tijdens de hoorzitting bleek van het tweede incident. Eiseres en haar vorige gemachtigde hebben toen al een kans gehad om daartegen punten aan te voeren. Bovendien hebben eiseres en haar vorige gemachtigde ook de mogelijkheid gehad om schriftelijk nog nadere gronden aan te voeren tegen de nieuwe mededeling en het bijbehorende mutatierapport, maar dat hebben zij niet gedaan.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder een vermoeden mocht hebben dat sprake is van rijongeschiktheid. Verweerder heeft daarom terecht aan eiseres een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:657.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:118.