ECLI:NL:RBAMS:2022:8267
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vermoeden van rijongeschiktheid en de noodzaak van medisch onderzoek
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022, gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dat haar een onderzoek naar rijgeschiktheid oplegde. Dit besluit volgde op een mededeling van de politie over het vermoeden dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. De rechtbank behandelt de vraag of het CBR op basis van de meldingen van de politie terecht tot het opleggen van een medisch onderzoek is overgegaan.
Eiseres betwist de inhoud van de mutatierapporten en stelt dat er geen objectieve basis is voor het vermoeden van ongeschiktheid. De rechtbank oordeelt echter dat de mutatierapporten voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijvingen bevatten van de waargenomen gedragingen van eiseres, die het vermoeden van rijongeschiktheid kunnen dragen. De rechtbank wijst erop dat het CBR mag uitgaan van de juistheid van de informatie van de politie en dat een vermoeden van ongeschiktheid niet per se gebaseerd hoeft te zijn op een ambtsedig proces-verbaal.
De rechtbank concludeert dat het CBR terecht heeft geoordeeld dat er voldoende redenen waren om een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres op te leggen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.