Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2022 in de zaak tussen
A [verzoekster 1] ( [verzoekster 1] ), te Amsterdam, verzoekster I
[vergunninghouder](vergunninghouder), te Amsterdam
Rechtbank Amsterdam
Op 17 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AMS 21/6209 en AMS 21/6174, waarin verzoeksters A en [verzoekster 2] een voorlopige voorziening vroegen tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan de eigenaar van een rijksmonument in de binnenstad van Amsterdam. De vergunning betrof renovatie- en herstelwerkzaamheden aan het pand, inclusief een uitbouw. De verzoeksters, die beiden rijksmonumenten bezitten die grenzen aan het vergunde pand, hebben al jaren juridische procedures gevoerd tegen de eigenaar van het rijksmonument. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen zijn voor de uitvoering van de vergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college van B&W van Amsterdam de buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan voldoende had gemotiveerd en dat de vergunning niet in strijd was met de Bouwverordening Amsterdam 2013. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel was dat de beroepen van verzoeksters geen redelijke kans van slagen hadden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.