ECLI:NL:RBAMS:2022:932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
13/301208-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Lommers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging van een politiecommissaris met zware mishandeling

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man, die op 14 december 2019 in Amsterdam-Centrum een politiecommissaris heeft bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 17 februari 2022, waar de officier van justitie, mr. M. Lommers, de vordering heeft gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk van het leven beroven van de politiecommissaris, maar de rechtbank sprak hem vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, maar achtte de bedreiging met zware mishandeling wel bewezen. De verdachte had met zijn auto vol gas op de politiecommissaris afgereden, wat bij de commissaris de redelijke vrees deed ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen als de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zijn taxi-pas had verloren en positieve stappen had gezet in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.301208.19 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/301208-19
Datum uitspraak: 3 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Lommers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.A. van Schaik, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op/of omstreeks 14 december 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (commissaris van politie Eenheid Amsterdam) gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een motorvoertuig vanuit stilstand (veel) gas heeft gegeven en (recht) op die [slachtoffer] , die op een afstand van (ongeveer) vier meter, althans op korte afstand midden op de (versmalde) straat stond, is afgereden, waarbij die [slachtoffer] achteruit/opzij moest springen teneinde een aanrijding met het door verdachte bestuurde motorvoertuig te voorkomen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2019 te Amsterdam [slachtoffer] (commissaris van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte als bestuurder van een motorvoertuig vanuit stilstand (veel) gas gegeven en is (recht) op die [slachtoffer] , die op een afstand van ongeveer vier meter, althans op korte afstand midden op de (versmalde) straat stond afgereden.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van een drugsdeal in de auto van verdachte, waarna verdachte – toen er door verbalisant [slachtoffer] op het raampje werd geklopt – zich aan deze aanhouding heeft willen onttrekken. Hij heeft zijn auto uit het parkeervak gereden, is vervolgens stil gaan staan en is vanuit stilstand vol gas in de richting van [slachtoffer] gereden. Gelukkig kon [slachtoffer] wegspringen, maar hij zou zijn aangereden wanneer hij dat niet had gedaan. Bovendien heeft verdachte niet geremd en ging het om een smalle straat, waarin het niet mogelijk was om gewoon om iemand heen te rijden. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is dit zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zou raken met zijn auto en [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu het wettelijk bewijsminimum niet is gehaald. Het dossier bevat immers slechts het proces-verbaal van verbalisant [slachtoffer] en dit proces-verbaal heeft geen dubbele bewijskracht nu het feit tegen [slachtoffer] is begaan. Subsidiair stelt de verdediging dat het voor verdachte niet duidelijk was dat [slachtoffer] een agent was. Verdachte heeft dit niet kunnen waarnemen. Meer subsidiair wordt aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het intreden van de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De kans op dergelijk letsel was ook niet aanmerkelijk want de snelheid van een auto die optrekt uit stilstand is over een afstand van 4 a 5 meter uitermate laag. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niet direct heeft ingereden op [slachtoffer] , waardoor er geen sprake is van bedreiging.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij twee klanten in zijn taxi had die ruzie met elkaar kregen. Uiteindelijk is één van de mannen uitgestapt, waarna de andere passagier verdachte zou hebben aangespoord zo snel mogelijk weg te gaan, omdat de man die was uitgestapt had gedreigd hem te vermoorden. Toen er op het raampje werd getikt, is verdachte naar eigen zeggen zo snel mogelijk weggereden, omdat hij dacht dat de uitgestapte man weer terug was gekomen.
De lezing van verbalisant [slachtoffer] is een andere. Hij verklaart dat hij op 14 december 2019 in zijn vrije tijd over de Herengracht in Amsterdam fietste. Hij zag een man in een taxi stappen om een stukje verderop weer uit te stappen en terug te lopen in de richting waar hij vandaan kwam. Het was bij de verbalisant bekend dat er vaker vanuit taxi’s drugs verhandeld worden, waarbij de werkwijze is dat de koper in de taxi stapt en kort daarna weer uitstapt als de koop is afgerond. Om die reden heeft verbalisant [slachtoffer] besloten op het raampje van de taxi te tikken, zich bekend te maken als politieagent en te roepen dat verdachte het raam open moest doen. Verdachte koos er echter niet voor om zijn raam open te doen, maar hij reed achteruit het parkeervak uit. Vervolgens is verbalisant [slachtoffer] de weg op gelopen en midden op de rijbaan gaan staan, om vervolgens nogmaals te roepen dat hij van de politie was en om verdachte tot stoppen te manen. Ook deze keer is verdachte niet gestopt. Volgens [slachtoffer] is verdachte vol gas op hem af gereden en kon hij nog net op tijd aan de kant springen. [slachtoffer] is vervolgens achter de vermoedelijke koper van de drugs aan gegaan. Deze [naam 1] verklaarde dat hij inderdaad drugs had gekocht in de taxi van de man die op de passagiersstoel zat.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar betoog dat het bewijs in dit geval niet enkel kan worden gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] . Het is immers vaste jurisprudentie dat artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering ook geldt indien sprake is van een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar tegen wie het delict is gepleegd (ECLI:NL:HR:2015:1799).
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier bovendien voldoende aanknopingspunten om uit te gaan van de lezing van verbalisant [slachtoffer] . Niet alleen [slachtoffer] heeft immers verklaard dat er sprake was van een drugsdeal in de taxi van verdachte, ook de koper van de drugs ( [naam 1] ) heeft dat zowel bij de politie als later bij de rechter-commissaris verklaard. De ruzie waar verdachte naar heeft verwezen als reden waarom hij er zo snel mogelijk vandoor wilde, heeft volgens [naam 1] helemaal niet plaatsgevonden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [naam 1] in de taxi drugs heeft gekocht en dat dat de reden was dat verbalisant [slachtoffer] op het raampje tikte. Dat het voor verdachte niet duidelijk was dat hij met een politieagent te maken had, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Verbalisant [slachtoffer] heeft zijn legitimatiebewijs voor het raampje gehouden en heeft tot tweemaal toe luid geroepen dat hij van de politie was. Naar het oordeel van de rechtbank moet het voor verdachte dan ook voldoende duidelijk zijn geweest dat hij met een opsporingsambtenaar te maken had en wilde hij zich aan zijn staande- of aanhouding onttrekken door er vandoor te gaan. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat verdachte daarbij vol gas recht op hem af is gereden.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van mening dat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat de verbalisant om het leven zou komen. Verdachte wordt daarom vrij gesproken van poging tot doodslag.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Op basis van de beschikbare informatie in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De afstand tussen het voertuig en de verbalisant was een paar meter toen verdachte optrok. De snelheid waarmee verdachte aan kwam op het punt waar de verbalisant stond is niet vast te stellen. Verdachte wordt daarom ook van dit feit vrijgesproken.
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging. Door in een smalle straat met een voluit accelererende auto recht op [slachtoffer] af te rijden, kon bij [slachtoffer] de redelijke vrees ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 14 december 2019 te Amsterdam [slachtoffer] (commissaris van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte als bestuurder van een motorvoertuig vanuit stilstand veel gas gegeven en is op die [slachtoffer] , die op korte afstand midden op de versmalde straat stond, afgereden.

4.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 200 uren en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, wordt opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met oplegging van een voorwaardelijke straf. Verdachte heeft zich lange tijd aan zijn schorsingsvoorwaarden moeten houden en is niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie. In strafmatigende zin dient te worden meegewogen dat verdachte naar aanleiding van dit incident zijn taxi-pas is verloren en dat sprake is van schending van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling van een politieagent. Bij aangever, zijnde de politieagent, was het vermoeden van een drugstransactie ontstaan en hij had zich meermalen luidkeels kenbaar gemaakt als zijnde politie. Verdachte heeft zich kennelijk willen onttrekken aan die situatie en is met zijn auto recht op aangever af gereden. Bij aangever is hierdoor de redelijke vrees ontstaan dat dit handelen van verdachte zou kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Immers is het menselijk lichaam ten opzichte van een motorvoertuig erg kwetsbaar. De rechtbank kon weliswaar niet kan vaststellen dat de kans op het daadwerkelijk ontstaan van zwaar letsel aanmerkelijk was, maakt dat niet dat daarvoor geen vrees kon ontstaan bij het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, temeer nu hij het werk van de politie hierdoor heeft bemoeilijkt en aangever in zijn gezag als politieagent heeft aangetast.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2019 is veroordeeld voor een Opiumfeit. De rechtbank zal dit niet in het nadeel van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daar wordt voor een bedreiging die bestaat uit het inrijden op een persoon een uitgangspunt van een gevangenisstraf van 4 maanden geformuleerd.
De rechtbank heeft ook oog voor de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting van verdachte had moeten plaatsvinden. Inmiddels zijn er twee jaren en twee maanden verstreken. In die tijd heeft verdachte zijn goede wil getoond tijdens het opgelegde reclasseringstoezicht en heeft hij positieve stappen gemaakt in zijn ontwikkeling. Verdachte heeft zijn schulden afbetaald en wil, omdat zijn taxi-pas is ingenomen, graag werken als vrachtwagenchauffeur. Hij heeft hiervoor zijn theorie examen al behaald. Gelet op het tijdsverloop en voornoemde ontwikkelingen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden ook aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank gaat bovendien uit van een andere bewezenverklaring dan waarvan de officier van justitie in de formulering van haar eis is uitgegaan.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf geen recht doet aan de ernst van het feit, ook al is de redelijke termijn geschonden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaar verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
[tekenblad]