ECLI:NL:RBAMS:2023:154
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaald bedrag door verzekeraar aan gedaagde
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Nationale-Nederlanden Levensverzekeringen Maatschappij N.V. (hierna: NN) en een gedaagde, die in persoon procedeerde. NN vorderde terugbetaling van een bedrag van € 16.335,40 dat onverschuldigd aan de gedaagde was betaald. NN had op 15 oktober 2019 een betaling gedaan aan een rekening die ten onrechte op naam van de gedaagde stond, terwijl het bedrag voor een andere klant bedoeld was. De gedaagde ontkende dat zij de betaling had ontvangen en betwistte de eigendom van de bankrekening.
De kantonrechter oordeelde dat NN voldoende bewijs had geleverd dat het rekeningnummer op naam van de gedaagde stond en dat de betaling onverschuldigd was gedaan. De rechter verwees naar artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat onverschuldigd betaalde bedragen teruggevorderd kunnen worden. Aangezien de gedaagde niet had gereageerd op de betalingsverzoeken van NN, werd zij in het ongelijk gesteld. De kantonrechter wees de vordering van NN toe, inclusief wettelijke rente vanaf 28 september 2020, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
De totale kosten die de gedaagde aan NN moest betalen, bestonden uit het hoofdbedrag, rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, en werden vastgesteld op een totaalbedrag van € 19.533,27. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat NN het bedrag mocht incasseren, ook als de gedaagde in hoger beroep zou gaan.