ECLI:NL:RBAMS:2023:1572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
13/290453-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Italië

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van Milaan, Italië, op 27 oktober 2022. Het EAB betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Albanië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De behandeling van de zaak vond plaats op 17 januari 2023, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. D.C.D. Newoor.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Griekse en Albanese nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen, feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet vallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reëel gevaar is voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, op basis van eerdere uitspraken over detentieomstandigheden in Italië.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. Daarom heeft de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Italiaanse autoriteiten toegestaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/290453-22
RK nummer: 22/4777
Datum uitspraak: 31 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 oktober 2022 door de rechtbank van Milaan (Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië), op [geboortedag] 1992,
verblijvende op het adres [adres],
nu gedetineerd in [naam PI].
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen, maar is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. D.C.D. Newoor, namens zijn kantoorgenoot, mr. L.A.W. Newoor, beiden advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd . [2]
De raadsman heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Griekse en Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis in de gevangenis uitgevaardigd op 19.10.2022 door de Rechtbank van Milaan, nr. 40357/19 RGNR – 23699/19 Reg. GIP.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Italiaans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Detentieomstandigheden in Italië

Ten aanzien van een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) aangenomen. [4]
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 30 maart 2021 [5] , waarin als volgt is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de algemene detentiegarantie ook geldt ten aanzien van de opgeëiste persoon, zodat voor hem geen sprake is van een reëel gevaar van schending van het door artikel 4 van het Handvest gevestigde grondrecht.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van Milaan (Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
5.Rechtbank Amsterdam 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.