Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[bezwaarde] ,
Feiten
Procedure
Bezwaar
Standpunt van het Openbaar Ministerie
“iedere boekhoudkundige context mist en onderbouwing van het verweer”.
Rechtbank Amsterdam
Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een bezwaar tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De bezwaarde, geboren in 1973, had verzocht om het horen van getuigen in het kader van een onderzoek naar faillissementsfraude. De rechter-commissaris had dit verzoek gedeeltelijk afgewezen, wat leidde tot het indienen van een bezwaarschrift op 22 september 2022. De rechtbank heeft de zaak in besloten raadkamer behandeld, waarbij de gemachtigd advocaat van de bezwaarde en de officier van justitie zijn gehoord. De verdediging stelde dat het horen van de getuigen cruciaal was voor de onderbouwing van hun standpunt dat er geen sprake was van buitensporig middelenverbruik door de bezwaarde. De verdediging voerde aan dat de getuigen konden verklaren over de contante betalingen aan onderaannemers en de omvang van de werkzaamheden die zij voor de failliete vennootschap hadden verricht.
De rechtbank oordeelde echter dat de verdediging onvoldoende had onderbouwd dat het horen van de getuigen relevant was voor de beslissing die de rechtbank moest nemen. De rechtbank concludeerde dat de getuigen niet konden bijdragen aan de beantwoording van de vragen die in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde waren. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, met de overweging dat de verdediging niet had aangetoond dat de gevraagde getuigen iets relevants konden verklaren over de tenlastegelegde feiten of over enige rechtens te nemen beslissing. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op dezelfde dag uitgesproken.