ECLI:NL:RBAMS:2023:205

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
13/299951-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en deelname aan een criminele organisatie met gevangenisstraf

Op 10 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1985, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak kwam voort uit het onderzoek 'Pulaskia', waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij de handel in verdovende middelen in Amsterdam en Purmerend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde in cocaïne en MDMA, en dat hij opzettelijk aanwezig had van deze middelen op 2 november 2021. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met een duurzaam karakter, wat de deelname aan een criminele organisatie bevestigde. De verdachte ontkende niet dat hij betrokken was bij de drugshandel, maar betwistte de frequentie en de rol die hij had. De rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder stemherkenning en observaties, voldoende om de verdachte schuldig te verklaren. De strafoplegging houdt rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn recidive.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/299951-21
Datum uitspraak: 10 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 13 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. van Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1: (mede)plegen van handel in verdovende middelen in de periode van 1 december 2020 tot en met 1 november 2021 in Amsterdam en/of Purmerend,
Feit 2: (mede)plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden verdovende middelen op 2 november 2021 in Amsterdam,
Feit 3: deelname aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 november 2021 in Amsterdam en/of Purmerend.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Aanleiding onderzoek

Bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) kwam in januari 2020 de informatie binnen dat een persoon genaamd ‘ [verdachte] ’ geld zou verdienen met drugshandel, deze ‘ [verdachte] ’ een steeds grotere drugsdealer aan het worden zou zijn en er meerdere jongens voor hem zouden werken die drugs naar klanten brengen. Vervolgens is een onderzoek naar handel in verdovende middelen opgestart onder de naam ‘Pulaskia’. Uit onderzoek is gebleken dat met ‘ [verdachte] ’ vermoedelijk [verdachte] wordt bedoeld. In het kader van het onderzoek zijn camera’s geplaatst met zicht op de voordeur en de parkeerplaats van het perceel [adres 1] te Amsterdam waar verdachte op dat moment stond ingeschreven. Ook werden observaties verricht in maart 2021, werd een zogenoemde IMSI-catcher ingezet om het telefoonnummer van verdachte af te vangen, werden taps geplaatst op telefoonnummers die in het onderzoek naar voren kwamen en werden undercoveragenten ingezet om verdovende middelen te kopen. Op basis van de onderzoeksbevindingen ontstond bij het onderzoeksteam het vermoeden dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in georganiseerd verband bezig hield met de handel in verdovende middelen.
Op 2 november 2021 zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de woning van [medeverdachte 2] op het adres [adres 2] te Amsterdam aangehouden. In deze woning zijn ook verdovende middelen aangetroffen. [medeverdachte 3] is diezelfde dag vlakbij zijn woning aangehouden.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Bij de handel in verdovende middelen is gebruik gemaakt van een dealtelefoon eindigend op * [telefoonnummer 1] . Verdachte en [medeverdachte 1] zijn als gebruikers van de dealtelefoon geïdentificeerd en ook [medeverdachte 3] heeft de dealtelefoon wel eens beantwoord. Op de dealtelefoon is een grote hoeveelheid chatberichten aangetroffen die betrekking heeft op handel in harddrugs. Deze gesprekken vonden plaats binnen de gehele tenlastegelegde periode en bewezen kan worden dat verdachte vanaf het begin de gebruiker is geweest van de dealtelefoon. Uit observaties en verklaringen van afnemers blijkt dat nadat afnemers van drugs contact opnamen met de dealtelefoon, de drugs vervolgens door onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] werden bezorgd. Op 12 en 26 oktober 2021 hebben pseudokopen plaatsgevonden. Nadat door een verbalisant verdovende middelen waren besteld via het nummer van de dealtelefoon, leverde [medeverdachte 2] deze vervolgens af. Bewezen kan worden dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode samen met anderen heeft bezig gehouden met handel in verdovende middelen.
In de woning van [medeverdachte 2] waar verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 2 november 2021 zijn aangetroffen, zijn verdovende middelen aangetroffen. Het bleek te gaan om de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden cocaïne, MDMA en 2C-B. verdachte heeft deze drugs samen met zijn medeverdachten opzettelijk aanwezig gehad.
Tot slot kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] was sprake van een professioneel samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur bij het dealen in harddrugs. Daar zag ook het oogmerk van de criminele organisatie op. De rol van verdachte bestond daaruit dat hij de dealtelefoon (grotendeels) bediende, dat hij de bestellingen van drugs die via de deze telefoon binnenkwamen aannam en vervolgens een koerier aanstuurde om de drugs te laten bezorgen. De drugs werden via de dealtelefoon op professionele wijze met een prijslijst en door het versturen van bulkberichten aan alle WhatsApp-contacten aangeboden. Verdachte heeft daarmee handelingen verricht die hebben bijgedragen aan het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie.
4.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleidooi betoogd dat vrijspraak moet volgen voor alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair dient bij een bewezenverklaring van feit 1 de pleegperiode te worden verkort.
Op basis van de observaties en getuigenverklaringen kan niet worden vastgesteld dat verdachte drugs heeft verkocht of aan derden heeft verstrekt. Verdachte ontkent niet dat hij de telefoon eindigend op nummer * [telefoonnummer 1] wel eens gebruikt heeft, maar dit was niet zo veelvuldig als de politie schetst. Uit het dossier blijkt niet meer dan dat verdachte enkele malen de telefoon heeft opgenomen in de periode vanaf 21 juli 2021. De stem van verdachte zou op de getapte gesprekken zijn herkend door verbalisanten, maar met die stemherkenningen dient behoedzaam om te worden gegaan. Bij de stemvergelijking zijn gesprekken die gevoerd zijn met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] , waarvan vermoed wordt dat dit de privételefoon van verdachte is, als uitgangspunt gebruikt. Niet duidelijk is op basis van welk(e) gesprek(ken) de stemherkenning heeft plaatsgevonden, of deze voldoende lang was/waren om een valide stemherkenning te kunnen doen en of de betreffende verbalisant hiertoe deskundig is. Het is niet zeker dat die gesprekken ook daadwerkelijk gevoerd zijn door verdachte. Het opnemen van de telefoon op enkele momenten is onvoldoende om als medepleger aangemerkt te worden (feit 1).
Verdachte was niet de eigenaar van de woning waar de drugs zijn aangetroffen, er zijn geen sporen van hem op de drugs aangetroffen. Er is geen bewijs dat hij wetenschap had van de verdovende middelen en hij daarover beschikkingsmacht had, zodat van feit 2 vrijspraak moet volgen.
Uit het dossier is niet gebleken dat sprake is geweest van een organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht (Sr) die tot doel heeft het verkopen van drugs, zodat ook van feit 3 vrijspraak moet volgen.
4.3
Oordeel rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
Onderzoek naar telefoonnummers
In maart 2021 heeft de politie een IMSI scan uitgevoerd op het woonadres van verdachte aan de [adres 1] te Amsterdam en op het woonadres van zijn vriendin aan het [adres 3] te Purmerend, waarna een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] aan de op beide adressen verkregen IMSI code kon worden gekoppeld. Op 4 mei 2021 is er een technische actie aangesloten op dat telefoonnummer. Verdachte is op basis van een telefoongesprek op 4 mei 2021 als gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] geïdentificeerd.
Op 6 juni 2021 is verdachte gebeld door [persoon 1] op zijn telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] . [persoon 1] bleek als koper van cocaïne voor te komen in een ander opsporingsonderzoek. Verdachte zei tijdens het gesprek dat [persoon 1] verkeerd belt maar dat ‘
het wordt doorgegeven’. Op dezelfde dag werd verdachte gebeld door [persoon 2] . In dat gesprek zegt verdachte ‘
die andere gaat je nu terug bellen ja’. [persoon 2] zegt dat dat goed is en hij daar even op wacht. Gelet op de achtergrond van [persoon 1] en de inhoud van de gesprekken, ontstond bij het onderzoeksteam het vermoeden dat er gebruik werd gemaakt van een ander telefoonnummer waarmee vermoedelijk afspraken werden gemaakt over de aan- en verkoop van drugs. Vergelijking van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [persoon 1] en [persoon 2] heeft uitgewezen dat zij beiden contact opnamen met het telefoonnummer van verdachte eindigend op * [telefoonnummer 2] en een ander telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] . Dit bleek een pre-paid telefoonnummer van Lebara zonder tenaamstelling te zijn. Uit zendmastgegevens bleek dat het privé telefoonnummer van verdachte en het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] vaak uitpeilden bij dezelfde zendmasten.
Bevindingen tapgesprekken en observaties
Het onderzoeksteam heeft in de periode van 22 juni 2021 tot en met 1 november 2021 gesprekken afgeluisterd die zijn gevoerd met de telefoon eindigend op nummer * [telefoonnummer 1] , ook wel aangeduid als de dealtelefoon. Uit de gesprekken is namelijk naar voren gekomen dat via dit telefoonnummer vrijwel dagelijks gesprekken zijn gevoerd over verdovende middelen en blijken – na uitlezing van deze telefoon die bij de aanhouding van verdachte is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] – ook bulk-berichten te zijn verstuurd naar meer dan 1000 contacten met daarin een menukaart met vermelding van onder meer verschillende verdovende middelen en prijzen. Afnemers van verdovende middelen namen contact op met het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] waarna er een afspraak werd gemaakt en er een ontmoeting plaatsvond. Er werd veelal afgesproken op het adres van de afnemer. Enkele keren werd letterlijk gesproken over keta (de rechtbank begrijpt dat daarmee ketamine wordt bedoeld), XTC pillen, PEP en 2C-B.
Op basis van stemherkenning is vastgesteld dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de eerder genoemde periode de dealtelefoon hebben beantwoord. Verdachte en [medeverdachte 1] het meest en [medeverdachte 3] een paar keer. In het kader van het onderzoek zijn ook observaties verricht, al dan niet naar aanleiding van de getapte gesprekken.
Uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de observaties, is het volgende naar voren gekomen.
Op 6 juli 2021 om 16:35 uur belt [persoon 3] naar de dealtelefoon. [persoon 3] vraagt in dat gesprek of alles goed gaat met ‘ [persoon 4] ’ en of hij tijd heeft om bij hem ( [persoon 3] ) langs te komen. Daarop krijgt [persoon 3] als reactie: ‘
Ja, sowieso’. [persoon 3] sluit het gesprek vervolgens af met ‘
All right, zie je zo’. Verbalisanten zijn daarop naar het adres van [persoon 3] gegaan, te weten de [adres 4] te Amsterdam om een observatie te starten. Om 16:50 uur belt [persoon 3] opnieuw naar de dealtelefoon. [medeverdachte 1] wordt aan zijn stem herkend als degene die op dat moment de telefoon opneemt. [persoon 3] zegt dat alle geldautomaten dicht zijn. [medeverdachte 1] zegt dat [persoon 3] de Albert Heijn kan proberen en dat ‘
die gab’ er over ongeveer een kwartiertje is. Gezien wordt dat [persoon 3] intussen even zijn woning verlaat en ook weer terug komt. Om 17:07 uur belt een onbekende persoon (NN3) aan bij de woning. NN3 gaat de woning binnen en komt twee minuten later weer naar buiten en loopt in de richting van een geparkeerde Mercedes met kenteken [kenteken 1] . Met dit voertuig blijkt op 26 mei 2020 een snelheidsovertreding te zijn gepleegd door [medeverdachte 3] . Verbalisanten zien dat de rijbewijsfoto van [medeverdachte 3] gelijkenis vertoont met NN3.
Op 7 juli 2021 om 21:58 uur neemt [persoon 1] contact op met de dealtelefoon. Verdachte wordt aan zijn stem herkend als degene die op dat moment de telefoon opneemt. [persoon 1] vraagt ‘
Ben je nog in de buurt’? Waarop verdachte zegt ‘
Ja zeker. Ik kom er nu aan.’ Het gesprek wordt beëindigd. Om 22:44 uur diezelfde dag ziet een verbalisant de zilverkleurige Mercedes met kenteken [kenteken 1] stoppen ter hoogte van de [adres 5] , het woonadres van [persoon 1] . Nadat de bestuurder het voertuig heeft geparkeerd, stapt hij uit het voertuig en gaat de woning van [persoon 1] binnen. Kort hierna komt hij weer naar buiten. Het voertuig rijdt weg.
Ook op 8 juli 2021 om 14:59 uur is gebeld naar het dealnummer, dit keer door [persoon 5] , wonende op het adres [adres 6] te Amsterdam. [persoon 5] zegt: ‘
Ik ben thuis man.’ waarop de ander zegt: ‘
Oké, zie je zo.’ Vervolgens wordt het gesprek beëindigd. Verbalisanten houden vanaf 15:20 uur zicht op de centrale toegangsdeur die toegang geeft tot de woning van [persoon 5] . Om 15:25 uur zien zij de Mercedes met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden. De bestuurder stapt uit en gaat het appartementencomplex binnen. Om 15:30 uur komt ook een scooter aanrijden van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 2] . Deze scooter is in gebruik bij [medeverdachte 1] . Het postuur en de haardracht komen overeen met dat van [medeverdachte 1] . Om 15:34 uur wordt gezien dat de bestuurder van de Mercedes het appartementencomplex uitkomt en in de richting van de Mercedes loopt. Hij pakt iets uit het voertuig en loopt in de richting van [medeverdachte 1] . De bestuurder van de Mercedes overhandigt iets kleins aan [medeverdachte 1] . Daarop vertrekt de bestuurder van de Mercedes weer in zijn voertuig. Bij een politiecontrole kort daarna blijkt deze bestuurder medeverdachte [medeverdachte 3] te zijn.
Verbalisanten luisteren op 13 juli 2021 mee met een gesprek om 19:56 uur tussen de dealtelefoon en het nummer eindigend op * [telefoonnummer 3] op naam van [naam bedrijf] gevestigd op de [adres 7] in Amsterdam. Hier staat [persoon 6] ingeschreven. [persoon 6] vraagt ‘
heb jij nog iemand in de buurt?’ Degene die de telefoon opneemt wordt aan zijn stem herkend als [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt: ‘
Jazeker’. [persoon 6] reageert daarop: ‘
Dan moet ie alleen even naar mijn huis komen in plaats van op de [naam bedrijf]’. Verder komt ter sprake dat dit goed is, het huisnummer [adres 7] is en wordt het gesprek beëindigd. Om 20:31 uur zien de verbalisanten die positie hadden ingenomen in de directe omgeving van de [adres 7] de Mercedes met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden en parkeren op ongeveer 10 meter afstand van de woning. [medeverdachte 3] blijkt de bestuurder te zijn. Hij blijft enkele minuten in het voertuig zitten. Om 20:34 uur belt [persoon 6] met de dealtelefoon. Door de gebruiker van de dealtelefoon wordt gevraagd of [persoon 6] naar beneden komt want ‘
hij staat er al’. Om 20:35 uur stapt [medeverdachte 3] uit zijn voertuig, loopt naar de [adres 7] en gaat het portiek van de woning binnen. Hij blijft daar ongeveer 10 – 20 seconden staan. Als de voordeur weer open gaat, loopt [medeverdachte 3] terug naar zijn voertuig.
Op 15 juli 2021 om 14:29 uur belt [persoon 7] , wonende op de [adres 8] te Amsterdam naar de dealtelefoon. [persoon 7] vraagt: ‘
Heb je zin om langs te komen? [adres 9] .’ Degene die de telefoon opneemt wordt aan zijn stem herkend als [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend. Verbalisanten zijn gaan posten in de omgeving van de woning van [persoon 7] . Om 15:01 uur komt een Yamaha bromfiets aanrijden met kenteken [kenteken 2] met [medeverdachte 1] als bestuurder. [medeverdachte 1] stopt ter hoogte van de [adres 8] en loopt in de richting van de voordeur van [adres 9] . Een blanke man doet de deur open. [medeverdachte 1] begroet de man, betreedt het perceel waarna de voordeur wordt gesloten. Na ongeveer 20 seconden wordt de deur weer geopend. [medeverdachte 1] verlaat het perceel, stapt op zijn bromfiets en rijdt weg. De dealtelefoon straalt op dat moment zendmasten aan rondom de locatie waar [medeverdachte 1] is gezien.
Op 19 juli 2021 belt [persoon 8] met de dealtelefoon. De stem van verdachte wordt herkend als degene die opneemt. Verdachte verklaart dat hij een andere klant had, dat hij iedereen een beetje doorstuurt en probeert iedereen op tijd te sturen en dat de beller hem niet ziet maar dat hij iemand anders stuurt. Verbalisant beschrijft dat tijdens dit gesprek op de achtergrond is te horen dat verdachte lopende dit telefoongesprek nog een ander gesprek voert met een andere telefoon waarmee hij vermoedelijk de koerier aanstuurt.
Op 21 juli 2021 2021 om 22:22 uur belt [persoon 1] naar de dealtelefoon. Verdachte wordt aan zijn stem herkend als degene die de telefoon opneemt. [persoon 1] vraagt of verdachte nog in de buurt is, waarop verdachte zegt dat hij er nu gelijk aan komt. Het gesprek wordt beëindigd. Zowel de dealtelefoon als het privénummer van verdachte stralen zendmasten aan in de omgeving van zijn woning. Naar aanleiding van dit gesprek zijn verbalisanten de woning van [persoon 1] gaan observeren. Gezien wordt dat [persoon 1] thuis is in zijn woning. Om 22:49 uur komt een Citroen C1 aanrijden met kenteken [kenteken 3] en parkeert. De bestuurder wordt herkend als [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] loopt naar de woning van [persoon 1] . Ongeveer een minuut later loopt [medeverdachte 3] terug naar zijn voertuig, stapt weer in en vertrekt. Het voertuig blijkt op naam te staan van de moeder van [medeverdachte 3] .
Op 26 juli 2021 om 14:37 uur belt het telefoonnummer dat op naam staat van het bedrijf [naam bedrijf] naar de dealtelefoon. [persoon 6] vraagt aan de gebruiker van de dealtelefoon of hij iemand in de [naam bedrijf] heeft voor hem. De gebruiker van de dealtelefoon zeg: ‘
Ja zeker, ja zeker’. [persoon 6] zegt dat hij op de grijze boot is. Het gesprek wordt vervolgens afgebroken. Vervolgens zijn verbalisanten gaan observeren bij het bedrijf [naam bedrijf] . Om 15:09 uur gaan twee mannen de boot in. Om 15:31 uur komt een zwartkleurige Renault Megane met kenteken [kenteken 4] aanrijden. De bestuurder is kennelijk aan het bellen. Het signalement van de bestuurder komt overeen met het voorkomen van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] stapt uit het voertuig en loopt richting de grijze boot. Hij begint te bellen en is kennelijk op zoek naar iemand. Om 15:39 komt de blanke man uit de grijze boot en wenkt in de richting van de Renault Megane. Vervolgens loopt [medeverdachte 3] naar de blanke man toe. De blanke man geeft [medeverdachte 3] geld, waarop [medeverdachte 3] een klein voorwerp met zijn rechterhand teruggeeft aan de blanke man. [medeverdachte 3] groet de man, stapt in zijn auto en rijdt weg.
Pseudokopen
Op 12 en 26 oktober 2021 heeft de politie tweemaal een pseudokoop uitgevoerd.
Op 12 oktober 2021 nam een pseudokoper contact op met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] en bestelde ‘een grammetje’ en 10 XTC pillen. De verbalisant kreeg een menulijst met soorten drugs en prijzen toegestuurd. Vervolgens werd een afspraak gemaakt voor de aankoop van de drugs. Verbalisant had voor het pand van de Action aan de [adres 10] te Amsterdam afgesproken. Om 17:14 uur werd verbalisant gebeld door het dealnummer. De beller vroeg of verbalisant naar beneden kon komen en zei dat ‘
hij op de scooter is’ en ‘
hij’ er is. Verbalisant ziet vervolgens NN2. NN2 zegt dat hij de drugs daar niet kon geven en hij een nieuw adres zal sturen. Om 18:47 uur kreeg verbalisant het bericht dat er een auto gearriveerd was en werd verzocht om in te stappen. In dit voertuig zat NN3. NN3 had een sealbag tussen zijn benen en overhandigde één blokje en twee pakjes met daarin blauwe pillen. Verbalisant betaalde hier 90 euro voor. De persoon die de drugs verkocht werd herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] .
Tijdens de pseudokoop werd er ook geobserveerd. Verbalisanten zagen rond 18.30 uur twee mensen uit de richting van de portiek van de [adres 2] te Amsterdam, zijnde de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] , komen en in een Renault Clio met kenteken [kenteken 5] stappen. De Clio stopte rond 18.45 uur op de [adres 10] ter hoogte van de Action. Een man stapte uit en ging achterin zitten. Een vrouw, de verbalisant die als pseudokoper optrad, stapte voorin in het voertuig. Twee minuten later stapte de vrouw weer uit. De passagier die achterin had plaatsgenomen, stapte weer voorin en de auto reed weg. De drugs die in het voertuig zijn gekocht (10 tabletten en een bolletje met vuilwitte kristallen) zijn in het laboratorium getest en bevatten MDMA.
Op 26 oktober 2021 is door dezelfde pseudokoper drugs besteld via het dealnummer. Rond 15.30 uur werd contact gelegd met het dealnummer om ‘wit’ en 10 snoepjes te kopen. Om 16:24 uur werd de verbalisant gebeld door het nummer. De gebruiker van de dealtelefoon zei: “
[naam], hij is er over 4 a 5 minuten. Gewoon weer op de zelfde plek als vorige keer toch? Hij is onderweg. Oke, later”. Om 16.30 uur kwam er een voertuig aanrijden. De bestuurder bleek wederom [medeverdachte 2] te zijn. Hij maakte oogcontact en parkeerde het voertuig. In het voertuig haalde [medeverdachte 2] een sealbag uit zijn zak. [medeverdachte 2] was vergeten wat de bestelling precies inhield en probeerde contact te leggen met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] , maar dat lukte niet. Uiteindelijk overhandigde [medeverdachte 2] twee zakjes met daarin 10 groene pillen. Er heeft uiteindelijk geen betaling plaatsgevonden. De drugs zijn in het laboratorium getest en bevatten MDMA.
Rondom het moment van deze pseudokoop werd er via de dealtelefoon eten besteld voor het adres [adres 2] . Dit is de woning van [medeverdachte 2] . De stem van de persoon die het eten bestelde werd herkend als die van verdachte. Het nummer * [telefoonnummer 2] dat in gebruik is bij verdachte straalt op dat moment ook aan in de omgeving van de [adres 2] .
Doorzoeking [adres 2] te Amsterdam
In de vroege ochtend van 2 november 2021 zijn verbalisanten de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] op het adres [adres 2] te Amsterdam binnengetreden ter aanhouding en doorzoeking. In de woning werden verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen en aangehouden. Op de salontafel in de woonkamer werden verdovende middelen, telefoons, een weegschaal en geld aangetroffen. In een zwartkleurige tas en een zwartkleurige bus in de keuken werden ook verdovende middelen aangetroffen en in een rekje in de keuken werd een weegschaaltje aangetroffen. De verdovende middelen zijn door het laboratorium onderzocht. In het tasje dat in de keuken is aangetroffen waren 80 pillen aanwezig. Deze bevatten 2C-B. Verder werd in totaal 168,9 gram cocaïne aangetroffen en 53 pillen die MDMA bleken te bevatten.
Verhoren getuigen
Een aantal afnemers van verdovende middelen is door de politie en/of de rechter-commissaris gehoord. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij tussen februari en juni 2021 het nummer van de dealtelefoon heeft gebeld om cocaïne te bestellen. Die heeft hij ook geleverd gekregen. Ook getuige [persoon 1] heeft verklaard dat hij via het dealnummer drugs bestelde. Hij beschikte ook over het eerder genoemde privételefoonnummer van verdachte. Hij herkende [medeverdachte 1] en mogelijk ook [medeverdachte 2] op de foto’s als degene die drugs bij hem hebben afgeleverd. Getuige [persoon 5] heeft cocaïne besteld via het dealnummer. De drugs werden bij hem gebracht. Hij herkende [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de foto’s die getoond worden. Getuige [getuige 2] belde naar de dealtelefoon om cocaïne te bestellen. Hij heeft ook wel eens XTC-pillen besteld. Er zijn meerdere personen die de drugs kwamen brengen. Getuige [getuige 3] bestelde drugs bij ‘ [persoon 4] ’ of ‘ [persoon 4] ’ via de dealtelefoon. Dit ging via WhatsApp. Ze bestelde soms XTC en soms MDMA. Getuige [getuige 4] appte of belde met het nummer van de dealtelefoon om drugs te bestellen. De drugs werden bij zijn woning bezorgd.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zich een periode heeft bezig gehouden met handelen in drugs. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van de dealtelefoon met telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] . De dealtelefoon inclusief contacten heeft hij rond Oud & Nieuw 2020 van een kennis gekregen bij wie hij een drugsschuld had. Pas vanaf ongeveer maart 2021 heeft hij zich in het handelen in drugs verdiept. Als er berichten op de dealtelefoon binnenkwamen, stuurde verdachte deze af en toe door en hij hield de telefoon bij zich. Hij was niet de enige die de telefoon gebruikte. De drugs kreeg hij van een goede kennis. Het ging om cocaïne, MDMA en XTC.
4.3.2
Beoordeling van feit 1
De rechtbank dient te beoordelen of kan worden bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen. Zij overweegt hierover het volgende.
Op basis van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat er in de periode van 22 juni 2021 tot en met 2 november 2021 vrijwel dagelijks en meestal meermaals per dag gesprekken werden gevoerd met de zogenoemde dealtelefoon met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] . De gebruikers van de dealtelefoon worden geïdentificeerd als [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . De koppeling van deze dealtelefoon aan verdachte is gebaseerd op stemherkenningen en zendmastgegevens van de dealtelefoon en privételefoon die de telefoons op de gespreksmomenten plaatsen op dezelfde locatie. Ook is er op de dealtelefoon een selfie van verdachte aangetroffen. Bovendien verklaart verdachte zelf dat hij de dealtelefoon heeft bediend over een bepaalde periode en met een bepaalde frequentie. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat deze stemherkenning met betrekking tot verdachte onbetrouwbaar is. De stemherkenning wordt ondersteund door de eigen verklaring van verdachte dat hij gebruiker is geweest van de dealtelefoon en door de overige bevindingen waarmee de dealtelefoon aan verdachte wordt gelinkt. Dit maakt dat de processen-verbaal van stemherkenning en de hiervoor beschreven telefoongesprekken bruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank leidt uit de gesprekken die worden gevoerd met de zogenoemde dealtelefoon en de observaties die aansluitend zijn verricht af dat het gaat om gesprekken waarbij harddrugs zijn besteld. De gebruiker van de dealtelefoon neemt vaak op met de naam van de beller, de gesprekken zijn van korte duur, vinden meestal in verhullend taalgebruik plaats en er wordt steeds een afspraak gemaakt en een ontmoeting geregeld. Ook wordt in sommige gesprekken letterlijk over drugs gesproken. De koerier wordt vervolgens aangestuurd door de gebruiker van de dealtelefoon. Zo wordt er ook vaak gesproken over dat een derde persoon komt, onderweg is, gestuurd zal worden of er al is. De gebruiker van de dealtelefoon zegt soms dat hij eraan komt, dat er geappt is en soms wordt er gesproken over een afgesproken locatie. Vervolgens blijkt uit verschillende observaties, getuigenverklaringen en de twee pseudokopen dat na deze gesprekken daadwerkelijk een koerier bij het adres van de betreffende afnemers verschijnt en daar de drugs aflevert, meestal binnen in de woning. Tijdens observaties zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] herkend als koeriers die naar aanleiding van bestellingen via de dealtelefoon bij de woning van de betreffende afnemers verschijnen. Bij de pseudokopen is [medeverdachte 2] herkend als degene die de drugs aan de verbalisant heeft overhandigd.
Periode
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 6 juni 2021 tot en met 1 november 2021 heeft gehandeld in verdovende middelen. Dit is een kortere periode dan is tenlastegelegd. Hoewel verdachte de dealtelefoon naar eigen zeggen al voor 6 juni 2021 onder zich had, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zich toen al bezig hield met de drugshandel. Pas vanaf 6 juni 2021 komt verdachte op basis van de hierboven beschreven onderzoeksbevindingen heel duidelijk in beeld als gebruiker van de dealtelefoon.
Medeplegen
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Verdachte werkte bij de handel in verdovende middelen steeds zeer nauw samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Verdachte was samen met [medeverdachte 1] degene die de dealtelefoon meestal bediende en de bestellingen doorgaf aan de koeriers en deze aanstuurde. Dit strookt ook met de eigen verklaring van verdachte op de zitting dat hij de dealtelefoon hanteerde en bestellingen heeft doorgezet. Uit deze gesprekken volgt blijkens de taps dat verdachte dan bijvoorbeeld tegen de klant zegt: ‘
hij moet er al zijn’ ‘
dan komt die ander’, ‘
ik bel hem nu’ en ‘
hij gaat zo aanbellen’. Vervolgens traden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op als koeriers en brachten de verdovende middelen bij de afnemers. De rol van verdachte was zodanig substantieel dat sprake is van medeplegen.
4.3.3
Beoordeling van feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 2 november 2021 samen met een ander verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Hierover overweegt zij het volgende.
Verdachte is op 2 november 2021 in de woning van [medeverdachte 2] op het adres [adres 2] te Amsterdam aangehouden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren ook in die woning aanwezig. Verdachte en [medeverdachte 1] sliepen in de ruimte waar de meeste verdovende middelen zijn aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat vanuit de woning van [medeverdachte 2] is gedeald. Met name verdachte en [medeverdachte 1] waren als gebruikers van de dealtelefoon heel actief betrokken bij deze handel. De hoeveelheden cocaïne, MDMA en 2C-B die zijn aangetroffen, zijn voor de verhandeling geschikte hoeveelheden. Ook werden de drugs aangetroffen in de nabijheid van weegschaaltjes wat indiceert dat de hoeveelheden in de woning werden gewogen. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte wetenschap had van de tenlastegelegde drugs in de woning van [medeverdachte 2] en hij over deze drugs kon beschikken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Zoals hierboven al is overwogen hield verdachte zich samen met anderen, waaronder [medeverdachte 1] , bezig met de handel in verdovende middelen en deze zijn in de ruimte aangetroffen waar hij en [medeverdachte 1] verbleven.
4.3.4
Beoordeling van feit 3
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen en de inhoud van de hiervoor besproken bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tot een gestructureerd samenwerkingsverband behoorde dat het oogmerk had van het handelen en aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het dealen in harddrugs. verdachte heeft zich hier over een periode van ongeveer 5 maanden met zijn mededaders mee bezig gehouden. Er is sprake geweest van een nauw samenwerkingsverband tussen de verdachten verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Deze personen behoren tot de kern van dat samenwerkingsverband, dat ook een zekere duurzaamheid en structuur had. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden de dealtelefoon onder zich en namen de bestellingen aan. Over wie wanneer de dealtelefoon bediende moet een goede afstemming hebben plaatsgevonden. Ook [medeverdachte 3] heeft de dealtelefoon enkele keren bediend. Vervolgens werden door verdachte en/of [medeverdachte 1] de koeriers aangestuurd die de bestellingen (meestal) binnen 15 tot 20 minuten bij de afnemer thuis bezorgden. Uit observaties is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zelf ook optraden als koerier. De drugs werden op een professionele wijze aangeboden aan (potentiële) afnemers met een daarvoor speciaal opgestelde menukaart waarop de aangeboden drugs en de daarbij behorende prijzen waren aangegeven. Op grond van deze rolverdeling is sprake geweest van een goed georganiseerd crimineel samenwerkingsverband dat over een bepaalde periode intensief, gestructureerd en overeenkomstig tevoren gemaakte plannen handelingen heeft verricht ten behoeve van de handel in harddrugs. Daarmee is sprake van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 Sr juncto artikel 11b Opiumwet. Het oogmerk van dit samenwerkingsverband was de handel in harddrugs. Gelet op de hierboven beschreven handelingen en rolverdeling hebben de verdachten een bijdrage geleverd aan deze criminele organisatie en dus daaraan deelgenomen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 6 juni 2021 tot en met 1 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd:
een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of
MDMA;
Feit 2:
op 2 november 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
ongeveer 168,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
53 pillen van een materiaal bevattende MDMA en
80 pillen van een materiaal bevattende 2C-B;
Feit 3:
in de periode van 1 juni 2021 tot en met 2 november 2021 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hem, verdachte, en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, namelijk
het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en afleveren en vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 540 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 207 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten. Daarnaast vordert hij ook de oplegging van een taakstraf van 180 uren. Bij het bepalen van de strafeis is aansluiting gezocht bij de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie en weegt de omstandigheid dat sprake is van recidive in strafverzwarende zin mee.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft onder verwijzing naar jurisprudentie bepleit dat de eis van de officier van justitie te fors is. Een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie hoeft naast het plegen van de gronddelicten geen strafverzwaring op te leveren. Verder is naar voren gebracht dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is inmiddels van zijn verslaving af, heeft betaald werk, woont weer bij zijn vrouw en kinderen en staat op de wachtlijst om een behandeling te ondergaan. Volstaan dient te worden met een straf van zodanige duur dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft. Een straf met een heel fors voorwaardelijk strafdeel is een mogelijkheid.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen een georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en MDMA en het voorhanden hebben daarvan en van andere verdovende middelen. De deelnemers aan deze criminele organisatie hadden ieder hun eigen rol in de taakverdeling. Verdachte was een van de deelnemers die de dealtelefoon bediende, contact onderhield met de afnemers over de bestelling en de koeriers aanstuurde. In de woning waar verdachte is aangehouden zijn hoeveelheden van verschillende drugs aangetroffen waar verdachte samen met zijn mededaders in handelde.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd. Onschuldige burgers zijn hiervan getuige of soms zelf het slachtoffer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 7 oktober 2022. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het medeplegen van de handel in harddrugs, zodat sprake is van recidive. Verdachte liep in het kader van deze veroordeling nog in een proeftijd tot 25 juli 2021. De bewezenverklaarde feiten zijn dus deels gepleegd toen verdachte nog in de proeftijd liep. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Verder heeft verdachte op de zitting naar voren gebracht dat hij – sinds het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst – een fulltime baan heeft gevonden in de bouw. Omdat verdachte heeft verklaard dat hij een drugsschuld had en hierdoor is gaan handelen in harddrugs, ziet de rechtbank het behoud van deze baan als een belangrijke beschermende factor. Het opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarbij verdachte weer terug moet naar de gevangenis, zal hem volgens de rechtbank destabiliseren. Ook heeft verdachte verklaard dat hij open staat voor hulp en begeleiding door de reclassering en behandeling voor zijn drugsverslaving.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, passend is. Daarbij zullen als bijzondere voorwaarden worden opgelegd: een contactverbod met zijn mededaders, het meewerken aan een behandeling, meewerken aan urinecontroles, begeleid wonen, het verkrijgen en/of behouden van een zinvolle dagbesteding, het verwerven van een legaal inkomen en het aflossen van schulden. Omdat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft ondergaan in voorarrest, betekent dit dat hij niet terug hoeft naar de gevangenis.

9.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst die als
bijlage IIaan dit vonnis is gehecht en die als hier ingevoegd geldt.
Verbeurdverklaring
De in beslaggenomen iPhone (nr. 2 op de beslaglijst) behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt deze verbeurdverklaard.
Bewaren voor de rechthebbende
De rechtbank bepaalt dat het inbeslaggenomen geldbedrag (nr. 1 op de beslaglijst) zal moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
Feit 3:
deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 7 (zeven) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen (tussen 09:00 en 12:00 uur) na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 11] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen.
Behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door Jellinek, Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld een terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert en de rechter daarvoor goedkeuring heeft verleend, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs (cannabis en cocaïne) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Inspanningsverplichting dagbesteding en inkomen en aflossen schulden
Veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en/of het behouden van structurele en zinvolle dagbesteding en legaal inkomen. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden
.
Begeleid wonen
Veroordeelde moet, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, gedurende de proeftijd verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Contactverbod
Veroordeelde mag gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag 2] 1998, [medeverdachte 3] geboren op [geboortedag 3] 1996 en [medeverdachte 2] geboren op [geboortedag 4] 1976.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6116447, Zwart, merk: Iphone) (nr. 2)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1150 EUR IBG 02-11-2021 1150 (Omschrijving: G6116395) (nr. 1)
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2023.
Bijlage I – Tenlastelegging
Aan verdachte,
[verdachte], is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 1 november 2021 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of
MDMA en/of een of meer andere stoffen, in elk geval een of meer middel(en) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij of omstreeks 2 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
ongeveer 168,9 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of
ongeveer 53 pillen, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of
ongeveer 80 pillen, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B,
in elk geval een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 2 november 2021 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem verdachte, en medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, namelijk
het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken
en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA en/of een of
meer andere stoffen, in elk geval een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
Bijlage II – Beslaglijst