ECLI:NL:RBAMS:2023:206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
13/299833-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en deelname aan een criminele organisatie met gevangenisstraf

Op 10 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1996 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam voort uit het onderzoek 'Pulaskia', waarbij de verdachte betrokken was bij de handel in verdovende middelen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021 in Amsterdam en Purmerend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde in cocaïne en MDMA, en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel. De rechtbank baseerde haar oordeel op diverse bewijsmiddelen, waaronder afgeluisterde gesprekken, observaties en getuigenverklaringen. De verdachte had een actieve rol in de organisatie, waarbij hij onder andere als koerier fungeerde en bestellingen aannam via een dealtelefoon. De rechtbank achtte de bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode opzettelijk heeft gehandeld in verdovende middelen en deelgenomen aan een criminele organisatie. De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd. De rechtbank besloot dat de verdachte niet terug hoefde naar de gevangenis, omdat hij het onvoorwaardelijke deel van de straf al had ondergaan in voorarrest.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/299833-21
Datum uitspraak: 10 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 13 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. van Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S. Ben Tarraf naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1: (mede)plegen van handel in verdovende middelen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021 in Amsterdam en/of Purmerend,
Feit 2: deelname aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021 in Amsterdam en/of Purmerend.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Aanleiding onderzoek

Bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) kwam in januari 2020 de informatie binnen dat een persoon genaamd ‘ [medeverdachte 1] ’ geld zou verdienen met drugshandel, deze ‘ [medeverdachte 1] ’ een steeds grotere drugsdealer aan het worden zou zijn en er meerdere jongens voor hem zouden werken die drugs naar klanten brengen. Vervolgens is een onderzoek naar handel in verdovende middelen opgestart onder de naam ‘Pulaskia’. Uit onderzoek is gebleken dat met ‘ [medeverdachte 1] ’ vermoedelijk [medeverdachte 1] wordt bedoeld. In het kader van het onderzoek zijn camera’s geplaatst met zicht op de voordeur en de parkeerplaats van het perceel [adres 1] te Amsterdam waar [medeverdachte 1] op dat moment stond ingeschreven. Ook werden observaties verricht in maart 2021, werd een zogenoemde IMSI-catcher ingezet om het telefoonnummer van [medeverdachte 1] af te vangen, er werden taps geplaatst op telefoonnummers die in het onderzoek naar voren kwamen en werden undercoveragenten ingezet om verdovende middelen te kopen. Op basis van de onderzoeksbevindingen ontstond bij het onderzoeksteam het vermoeden dat [medeverdachte 1] zich samen met [medeverdachte 2] , verdachte en [medeverdachte 3] in georganiseerd verband bezig hield met de handel in verdovende middelen.
Op 2 november 2021 is verdachte in het kader van dit onderzoek aangehouden vlakbij zijn woning. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn diezelfde dag in de woning van [medeverdachte 3] op het adres [adres 2] te Amsterdam aangehouden. In deze woning zijn ook verdovende middelen aangetroffen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde requisitoir –op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Bij de handel in verdovende middelen is gebruik gemaakt van een dealtelefoon eindigend op * [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn als gebruikers van de dealtelefoon geïdentificeerd en ook verdachte heeft de dealtelefoon wel eens beantwoord. Op de dealtelefoon is een grote hoeveelheid chatberichten aangetroffen die betrekking heeft op handel in harddrugs. Deze gesprekken vonden plaats binnen de gehele tenlastegelegde periode. Uit observaties en verklaringen van afnemers blijkt dat nadat afnemers van drugs contact opnamen met de dealtelefoon, de drugs vervolgens door onder andere verdachte en [medeverdachte 2] werden bezorgd. Op 12 en 26 oktober 2021 hebben pseudokopen plaatsgevonden. Nadat door een verbalisant verdovende middelen waren besteld via het nummer van de dealtelefoon, leverde [medeverdachte 3] deze vervolgens af. Bewezen kan worden dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode samen met anderen heeft bezig gehouden met handel in verdovende middelen.
Ook kan bewezen worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , verdachte en [medeverdachte 3] was sprake van een professioneel samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur bij het dealen in harddrugs. Daar zag ook het oogmerk van de criminele organisatie op. De rol van verdachte bestond eruit dat hij in de maand juli 2021 enkele bestellingen die via de dealtelefoon binnenkwamen aannam en hij ook in de tenlastegelegde periode als koerier drugs heeft bezorgd bij afnemers. Verdachte heeft daarmee handelingen verricht die hebben bijgedragen aan het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie.
4.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleidooi ten aanzien van feit 1 naar voren gebracht dat verdachte niet de gehele ten laste gelegde periode heeft gewerkt als koerier en dat onvoldoende is gebleken dat in de betreffende periode voor een en dezelfde dealerlijn is gewerkt. Van feit 2 moet vrijspraak volgen.
Verdachte wordt in de TCI melding over ‘een grote drugsdealer genaamd [medeverdachte 1] ’ niet genoemd als een van de koeriers van [medeverdachte 1] . Dit is een indicatie dat hij geen prominente rol heeft gehad als het gaat om de drugslijn. Blijkens de observaties en tapgesprekken zou verdachte op 6, 7, 8, 13 en 21 juli 2021 als koerier hebben gefungeerd. Door verbalisanten is niet vastgesteld dat daadwerkelijk drugs is verkocht op 21 juli 2021. Verder kan verdachte hooguit in verband worden gebracht met de dealerlijn op 17, 21 en 26 juli 2021 omdat zijn stem is herkend. Verdachte komt vervolgens in oktober 2021 pas weer in beeld naar aanleiding van opgenomen gesprekken van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] [de rechtbank begrijpt: +* [telefoonnummer 2] ] die aan verdachte wordt toegeschreven. Het lijkt in de periode van oktober 2021 om een andere dealerlijn te gaan dan in juli 2021. Bovendien is verdachte gedurende het onderzoek enkele maanden in Marokko geweest.
Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie, zodat van feit 2 vrijspraak moet volgen. Verdachte heeft niet op basis van een vast patroon met anderen samengewerkt. Ook blijkt niet dat verdachte opzet had op het oogmerk van de criminele organisatie of daarvan op de hoogte was. Hooguit heeft verdachte sporadisch als koerier gewerkt. Het enkele verrichten van hand- en spandiensten zonder de wetenschap dat de organisatie had het plegen van misdrijven, levert geen deelneming aan een organisatie op.
4.3
Oordeel rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
Onderzoek naar telefoonnummers
In maart 2021 heeft de politie een IMSI scan uitgevoerd op het woonadres van verdachte aan de [adres 1] te Amsterdam en op het woonadres van zijn vriendin aan het [adres 3] te Purmerend, waarna een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 3] aan de op beide adressen verkregen IMSI code kon worden gekoppeld. Op 4 mei 2021 is er een technische actie aangesloten op dat telefoonnummer. Verdachte is op basis van een telefoongesprek op 4 mei 2021 als gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 3] geïdentificeerd.
Op 6 juni 2021 is [medeverdachte 1] gebeld door [persoon 1] op zijn telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 3] . [persoon 1] bleek als koper van cocaïne voor te komen in een ander opsporingsonderzoek. [medeverdachte 1] zei tijdens het gesprek dat [persoon 1] verkeerd belt maar dat ‘
het wordt doorgegeven’. Op dezelfde dag werd [medeverdachte 1] gebeld door [persoon 2] . In dat gesprek zegt [medeverdachte 1] ‘
die andere gaat je nu terug bellen ja’. [persoon 2] zegt dat dat goed is en hij daar even op wacht. Gelet op de achtergrond van [persoon 1] en de inhoud van de gesprekken, ontstond bij het onderzoeksteam het vermoeden dat er gebruik werd gemaakt van een ander telefoonnummer waarmee vermoedelijk afspraken werden gemaakt over de aan- en verkoop van drugs. Vergelijking van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [persoon 1] en [persoon 2] heeft uitgewezen dat zij beiden contact opnamen met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] eindigend op * [telefoonnummer 3] en een ander telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] . Dit bleek een pre-paid telefoonnummer van Lebara zonder tenaamstelling te zijn. Uit zendmastgegevens bleek dat het privé telefoonnummer van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] vaak uitpeilden bij dezelfde zendmasten.
Bevindingen tapgesprekken en observaties
Het onderzoeksteam heeft in de periode van 22 juni 2021 tot en met 1 november 2021 gesprekken afgeluisterd die zijn gevoerd met de telefoon eindigend op nummer * [telefoonnummer 1] , ook wel aangeduid als de dealtelefoon. Uit de gesprekken is namelijk naar voren gekomen dat via dit telefoonnummer vrijwel dagelijks gesprekken zijn gevoerd over verdovende middelen en blijken – na uitlezing van deze dealtelefoon – ook bulk-berichten te zijn verstuurd naar meer dan 1000 contacten met daarin een menukaart met vermelding van onder meer verschillende verdovende middelen en prijzen. Afnemers van verdovende middelen namen contact op met het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] waarna er een afspraak werd gemaakt en er ontmoeting plaatsvond. Er werd veelal afgesproken op het adres van de afnemer. Enkele keren werd letterlijk gesproken over keta (de rechtbank begrijpt dat daarmee ketamine wordt bedoeld), XTC pillen, PEP en 2C-B. Op basis van stemherkenning is vastgesteld dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte in de eerder genoemde periode de dealtelefoon hebben beantwoord. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het meest en verdachte een paar keer, namelijk op 17, 21 en 25 juli 2021. In het kader van het onderzoek zijn ook observaties verricht, al dan niet naar aanleiding van de getapte gesprekken.
Uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de observaties, is het volgende naar voren gekomen.
Op 6 juli 2021 om 16:35 belde [persoon 3] naar de dealtelefoon. [persoon 3] vraagt in dat gesprek of alles goed gaat met ‘ [persoon 4] ’ en of hij tijd heeft om bij hem ( [persoon 3] ) langs te komen. Daarop krijgt [persoon 3] als reactie: ‘
Ja, sowieso’. [persoon 3] sluit het gesprek vervolgens af met ‘
All right, zie je zo’. Verbalisanten zijn daarop naar het adres van [persoon 3] gegaan, te weten de [adres 4] te Amsterdam om een observatie te starten. Om 16:50 uur belde [persoon 3] opnieuw naar de dealtelefoon. [medeverdachte 2] wordt aan zijn stem herkend als degene die op dat moment de telefoon opneemt. [persoon 3] zegt dat alle geldautomaten dicht zijn. [medeverdachte 2] zegt dat [persoon 3] de Albert Heijn kan proberen en dat ‘
die gab’ er over ongeveer een kwartiertje is. Gezien wordt dat [persoon 3] intussen even zijn woning verlaat en ook weer terug komt. Om 17:07 uur belt een onbekende persoon (NN3) aan bij de woning. NN3 gaat de woning binnen en komt twee minuten later weer naar buiten en loopt in de richting van een geparkeerde Mercedes met kenteken [kenteken 1] . Met dit voertuig bleek op 26 mei 2020 een snelheidsovertreding te zijn gepleegd door verdachte. Verbalisanten zagen dat de rijbewijsfoto van verdachte gelijkenis vertoonde met NN3.
Op 7 juli 2021 om 21:58 uur nam [persoon 1] contact op met de dealtelefoon. [medeverdachte 1] wordt aan zijn stem herkend als degene die op dat moment de telefoon opneemt. [persoon 1] vraagt ‘
Ben je nog in de buurt’? Waarop [medeverdachte 1] zegt ‘
Ja zeker. Ik kom er nu aan.’ Het gesprek wordt beëindigd. Om 22:44 uur diezelfde dag ziet een verbalisant de zilverkleurige Mercedes met kenteken [kenteken 1] stoppen ter hoogte van de [adres 5] , het woonadres van [persoon 1] . Nadat de bestuurder het voertuig had geparkeerd, stapt hij uit het voertuig en gaat de woning van [persoon 1] binnen. Kort hierna komt hij weer naar buiten. Het voertuig rijdt weg.
Ook op 8 juli 2021 om 14:59 uur is gebeld naar het dealnummer, dit keer door [persoon 5] , wonende op het adres [adres 6] te Amsterdam. [persoon 5] zegt: ‘
Ik ben thuis man.’ waarop de ander zegt: ‘
Oké, zie je zo.’ Vervolgens wordt het gesprek beëindigd. Verbalisanten houden vanaf 15:20 uur zicht op de centrale toegangsdeur die toegang geeft tot de woning van [persoon 5] . Om 15:25 uur zien zij de Mercedes met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden. De bestuurder stapt uit en gaat het appartementencomplex binnen. Om 15:30 uur komt ook een scooter aanrijden van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 2] . Deze scooter is in gebruik bij [medeverdachte 2] . Het postuur en de haardracht kwamen overeen met dat van [medeverdachte 2] . Om 15:34 uur wordt gezien dat de bestuurder van de Mercedes het appartementencomplex uit kwam en in de richting van de Mercedes liep. Hij pakte iets uit het voertuig en liep in de richting van [medeverdachte 2] . De bestuurder van de Mercedes overhandigde iets kleins aan [medeverdachte 2] . Daarop vertrok de bestuurder van de Mercedes weer in zijn voertuig. Bij een controle kort daarna bleek deze bestuurder verdachte [verdachte] te zijn.
Verbalisanten luisterden op 13 juli 2021 mee met een gesprek om 19:56 uur tussen de dealtelefoon en het nummer eindigend op * [telefoonnummer 4] op naam van [naam bedrijf] gevestigd op de [adres 7] in Amsterdam. Hier staat [persoon 6] ingeschreven. [persoon 6] vraagt ‘
heb jij nog iemand in de buurt?’ Degene die de telefoon opneemt wordt aan zijn stem herkend als [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt: ‘
Jazeker’. [persoon 6] reageert daarop: ‘
Dan moet ie alleen even naar mijn huis komen in plaats van op de [naam bedrijf]’. Verder komt ter sprake dat dit goed is, het huisnummer [adres 7] is en wordt het gesprek beëindigd. Om 20:31 uur zien de verbalisanten die positie hadden ingenomen in de directe omgeving van de [adres 7] de Mercedes met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden en parkeren op ongeveer 10 meter afstand van de woning. Verdachte bleek de bestuurder te zijn. Hij bleef enkele minuten in het voertuig zitten. Om 20:34 uur belde [persoon 6] met de dealtelefoon. Door de gebruiker van de dealtelefoon wordt gevraagd of [persoon 6] naar beneden komt want ‘
hij staat er al’. Om 20:35 uur stapt verdachte uit zijn voertuig, loopt naar de [adres 7] en gaat het portiek van de woning binnen. Hij blijft daar ongeveer 10 – 20 seconden staan. Als de voordeur weer open gaat, loopt verdachte terug naar zijn voertuig.
Op 15 juli 2021 om 14:29 uur belt [persoon 7] , wonende op de [adres 8] te Amsterdam naar de dealtelefoon. [persoon 7] vraagt: ‘
Heb je zin om langs te komen? [adres 9] .’ Degene die de telefoon opneemt wordt aan zijn stem herkend als [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] antwoordt bevestigend. Verbalisanten zijn gaan posten in de omgeving van de woning van [persoon 7] . Om 15:01 uur komt een Yamaha bromfiets aanrijden met kenteken [kenteken 2] met [medeverdachte 2] als bestuurder. [medeverdachte 2] stopt ter hoogte van de [adres 8] en loopt in de richting van de voordeur van [adres 9] . Een blanke man deed de deur open. [medeverdachte 2] begroette de man, betrad het perceel waarna de voordeur werd gesloten. Na ongeveer 20 seconden werd de deur weer geopend. [medeverdachte 2] verliet het perceel, stapte op zijn bromfiets en reed weg. De dealtelefoon straalde op dat moment zendmasten aan rondom de locatie waar [medeverdachte 2] is gezien.
Op 21 juli 2021 2021 om 22:22 uur belt [persoon 1] naar de dealtelefoon. [medeverdachte 1] wordt aan zijn stem herkend als degene die de telefoon opneemt. [persoon 1] vraagt of [medeverdachte 1] nog in de buurt is, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij er nu gelijk aan komt. Het gesprek wordt beëindigd. Zowel de dealtelefoon als het privénummer van [medeverdachte 1] stralen zendmasten aan in de omgeving van zijn woning. Naar aanleiding van dit gesprek zijn verbalisanten de woning van [persoon 1] gaan observeren. Gezien wordt dat [persoon 1] thuis is in zijn woning. Om 22:49 uur komt een Citroen C1 aanrijden met kenteken [kenteken 3] en parkeert. De bestuurder wordt herkend als verdachte. Verdachte loopt naar de woning van [persoon 1] . Ongeveer een minuut later loopt verdachte terug naar zijn voertuig, stapt weer in en vertrekt. Het voertuig blijkt op naam te staan van de moeder van verdachte.
Op 26 juli 2021 om 14:37 uur belt het telefoonnummer dat op naam staat van het bedrijf [naam bedrijf] naar de dealtelefoon. [persoon 6] vraagt aan de gebruiker van de dealtelefoon of hij iemand in de [naam bedrijf] heeft voor hem. De gebruiker van de dealtelefoon zeg: ‘
Ja zeker, ja zeker’. [persoon 6] zegt dat hij op de grijze boot is. Het gesprek wordt vervolgens afgebroken. Vervolgens zijn verbalisanten gaan observeren bij het bedrijf [naam bedrijf] . Om 15:09 uur gingen twee mannen de boot in. Om 15:31 uur kwam een zwartkleurige Renault Megane met kenteken [kenteken 4] aanrijden. De bestuurder was kennelijk aan het bellen. Het signalement van de bestuurder kwam overeen met het voorkomen van verdachte. Verdachte stapte uit het voertuig en liep richting de grijze boot. Hij begint te bellen en is kennelijk op zoek naar iemand. Om 15:39 uur kwam de blanke man uit de grijze boot en wenkte in de richting van de Renault Megane. Vervolgens liep verdachte naar de blanke man toe. De blanke man gaf verdachte geld, waarop verdachte een klein voorwerp met zijn rechterhand teruggaf aan de blanke man. Verdachte groette de man, stapte in zijn auto en reed weg.
Vanaf 19 augustus 2021 heeft de politie een technische actie aangesloten op het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] , waarvan de gebruiker is geïdentificeerd als verdachte.
Op 14 oktober 2021 vindt het volgende telefoongesprek plaats op telefoonnummer * [telefoonnummer 2] tussen verdachte en een inbellende persoon die zich [persoon 8] noemt:
[persoon 8] : Hey uhm ik zit hier en uh een paar jongens willen wat uh sos uh kan jij uh heb jij wat?
Verdachte: Ja hoeveel hebben ze nodig?
[persoon 8] : twee gram
Verdachte: twee gram, en waar zitten ze?
[persoon 8] : We zitten bij restaurant [naam restaurant] , vlakbij [naam café 1] daar een beetje in de buurt
Verdachte: [naam café 1] , oke als jij me locatie stuurt
[persoon 8] : Ja
Verdachte: Dan zorg ik dat ik uh daar ben en juist he je weet welke prijs wij 60 per gram is gewoon puur, pure sos
[persoon 8] : Hoeveel
Verdachte: 60 per gram pure sos
[persoon 8] : 60 per gram pure sos
Verdachte: Ja
[persoon 8] : Nou helemaal geweldig dan twee gram alsjeblieft
Verdachte: Oke jongen dan zie ik jou zo. Stuur ff locatie dan ben ik zo bij jou
Op 15 oktober 2021 belt verdachte met het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] naar een onbekend gebleven persoon, waarbij onder meer het volgende wordt besproken:
Verdachte: Oke oke want ik moet nog even snel douchen ff hapje eten en dan ga ik vertrekken vanuit huis dus uh normaal begin ik altijd gewoon vanaf drie uur snap je?
NNM0872: Owwww ja nee snap ik snap ik, nee nou als ik je eerste klant kan zijn vandaag dan is het helemaal prima dan zie ik je wel verschijnen.
Verdachte: Ja is goed uh wat moet ik hier klaar leggen?
NNM0872: Uh twee, twee ntv coke
Verdachte: 2 SOS oke is goed
Op 22 oktober 2021 belt verdachte met telefoonnummer * [telefoonnummer 2] naar een onbekend gebleven persoon. Het gesprek wordt in het Engels gevoerd. De onbekende persoon bestelt MDMA en coke, waarna verdachte te prijzen daarvan doorgeeft en meedeelt dat hij met ongeveer 30 minuten in de [naam café 2] is. Verdachte belt iets later die dag nogmaals met de onbekend gebleven persoon, aan wie hij meedeelt dat de MDMA op is. De persoon bestelt vervolgens twee gram coke.
Op 23 oktober 2021 belt verdachte met telefoonnummer * [telefoonnummer 2] naar een onbekend gebleven persoon, aan wie hij vertelt dat hij over een half uur begint. De persoon wil dan zijn eerste klant zijn en bestelt twee gram SOS. Verdachte zegt dat hij er over ongeveer een uur zal zijn.
Verhoren getuigen
Een aantal afnemers van verdovende middelen is door de politie en/of de rechter-commissaris gehoord. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij tussen februari en juni 2021 het nummer van de dealtelefoon heeft gebeld om cocaïne te bestellen. Dit heeft hij ook geleverd gekregen. Ook getuige [persoon 1] heeft verklaard dat hij via het dealnummer drugs bestelde. Hij beschikte ook over het eerder genoemde privételefoonnummer van [medeverdachte 1] . Hij herkende [medeverdachte 2] en mogelijk ook [medeverdachte 3] op de foto’s als degene die drugs bij hem hebben afgeleverd. Getuige [persoon 5] heeft cocaïne besteld via het dealnummer. De drugs werden bij hem gebracht. Hij herkende [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op de foto’s die getoond worden. Getuige [getuige 2] belde naar de dealtelefoon om cocaïne te bestellen. Hij heeft ook wel eens XTC-pillen besteld. Er zijn meerdere personen die de drugs komen brengen. Getuige [getuige 3] bestelde drugs bij ‘ [persoon 4] ’ of ‘ [persoon 4] ’ via de dealtelefoon. Dit ging via WhatsApp. Ze bestelde soms XTC en soms MDMA. Getuige [getuige 4] appte of belde met het nummer van de dealtelefoon om drugs te bestellen. De drugs werden bij zijn woning bezorgd.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de periode van juli tot en met oktober 2021 ongeveer 10 keer drugs heeft bezorgd. In die periode verbleef hij ook 2 maanden in het buitenland.
4.3.2
Beoordeling van feit 1
De rechtbank dient te beoordelen of kan worden bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen. Zij overweegt hierover het volgende.
Op basis van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat er in de periode van 22 juni 2021 tot en met 2 november 2021 vrijwel dagelijks en meestal meermaals per dag gesprekken zijn gevoerd met de zogenoemde dealtelefoon met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] . De gebruikers van de dealtelefoon worden geïdentificeerd als [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] . Dit is gebeurd aan de hand van stemherkenning tijdens verschillende afgeluisterde gesprekken. Verdachte komt alleen op 17, 21, 25 juli 2021 als gebruiker van de dealtelefoon naar voren.
De rechtbank leidt uit de gesprekken die worden gevoerd met de zogenoemde dealtelefoon en de observaties die aansluitend zijn verricht af dat het gaat om gesprekken waarbij harddrugs zijn besteld. De gebruiker van de dealtelefoon neemt vaak op met de naam van de beller, de gesprekken zijn van korte duur, vinden meestal in verhullend taalgebruik plaats en er wordt steeds een afspraak gemaakt en een ontmoeting geregeld. Ook wordt in sommige gesprekken letterlijk over drugs gesproken. De koerier wordt vervolgens aangestuurd door de gebruiker van de dealtelefoon. Zo wordt er ook vaak gesproken over dat een derde persoon komt, onderweg is, gestuurd zal worden of er al is. De gebruiker van de dealtelefoon zegt soms dat hij eraan komt, dat er geappt is en soms wordt er gesproken over een afgesproken locatie. Vervolgens blijkt uit verschillende observaties en getuigenverklaringen dat na deze gesprekken daadwerkelijk een koerier bij het adres van de betreffende afnemers verschijnt en daar de drugs aflevert, meestal binnen in de woning. Tijdens observaties is verdachte op 6, 8, 13, 21 en 26 juli 2021 herkend als koerier die naar aanleiding van bestellingen via de dealtelefoon bij de woning van de betreffende afnemers verschijnt. Ook [medeverdachte 2] heeft als koerier gefungeerd. Bij de pseudokopen is [medeverdachte 3] herkend als degene die de drugs aan de verbalisant heeft overhandigd.
Periode
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 1 juli 2021 tot en met 1 november 2021 heeft gehandeld in verdovende middelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het dealen door verdachte heeft plaatsgevonden in de maanden juli 2021 en oktober 2021. Dit komt ook overeen met de verklaring van verdachte op de terechtzitting. Verdachte komt in juli 2021 in beeld als gebruiker van de dealtelefoon en als koerier. In oktober 2021 heeft de handel plaatsgevonden via het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] waarvan hij als gebruiker is geïdentificeerd.
Medeplegen
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen voor zover het de maand juli 2021 betreft. Verdachte werkte in die periode bij de handel in verdovende middelen steeds zeer nauw samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] was samen met [medeverdachte 2] degene die de dealtelefoon meestal bediende en de bestellingen doorgaf aan de koeriers en deze aanstuurde maar ook verdachte heeft de telefoon in ieder geval drie keer opgenomen in de maand juli 2021. Vervolgens traden verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op als koeriers en brachten de verdovende middelen bij de afnemers. De rol van verdachte was daarmee zodanig substantieel dat sprake was van medeplegen.
4.3.3
Beoordeling van feit 2
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen en de inhoud van de hiervoor besproken bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de maand juli 2021 tot een gestructureerd samenwerkingsverband behoorde van een organisatie die het oogmerk had van het handelen en aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft verdachte zich in de maand juli 2021 met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het medeplegen van het dealen in harddrugs. Er is sprake geweest van een nauw samenwerkingsverband tussen de verdachten verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Deze personen behoren tot de kern van dat samenwerkingsverband en deze had ook een zekere duurzaamheid en structuur. Verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden de dealtelefoon veelal onder zich en namen de bestellingen aan. Over wie wanneer de dealtelefoon bediende moet een goede afstemming hebben plaatsgevonden. Ook verdachte heeft de dealtelefoon enkele keren bediend. Vervolgens werden door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte de koeriers aangestuurd die de bestellingen (meestal) binnen 15 tot 20 minuten bij de afnemer thuis bezorgden. Uit observaties is naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] en verdachte zelf ook optraden als koerier. De drugs werd op een professionele wijze aangeboden aan (potentiële) afnemers met een daarvoor speciaal opgestelde menukaart waarop de aangeboden drugs en de daarbij behorende prijzen waren aangegeven. Op grond van deze rolverdeling is sprake geweest van een goed georganiseerd crimineel samenwerkingsverband dat over een bepaalde periode intensief, gestructureerd en overeenkomstig tevoren gemaakte plannen handelingen heeft verricht ten behoeve van de handel in harddrugs. Daarmee is sprake van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 11b Opiumwet. Het oogmerk van dit samenwerkingsverband was de handel in harddrugs. Gelet op de hierboven beschreven handelingen en rolverdeling hebben de verdachten een bijdrage geleverd aan deze criminele organisatie en dus daaraan deelgenomen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021 te Amsterdam
tezamen en in vereniging met anderen althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA;
Feit 2:
in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 juli 2021 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, namelijk
het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 130 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten. Bij het bepalen van de strafeis is aansluiting gezocht bij de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat volstaan dient te worden met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest niet overstijgt. Bij de strafoplegging dient rekening te worden gehouden met een kortere periode waarbinnen de feiten zich hebben voltrokken. Verder is naar voren gebracht dat verdachte de zorg voor zijn moeder wil dragen. Tijdens de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis heeft verdachte aangetoond dat hij een normaal bestaan kan leiden. Hij werkt, kan in zijn levensonderhoud voorzien en heeft zich ingeschreven voor een opleiding. Verdachte is first offender en heeft van zijn periode in detentie geleerd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen een georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en MDMA en het voorhanden hebben daarvan. De deelnemers aan deze criminele organisatie hadden ieder hun eigen rol in de taakverdeling. Verdachte was een van de deelnemers die de dealtelefoon een aantal keer heeft opgenomen en als koerier fungeerde. Daarnaast heeft verdachte in de maand oktober 2021 met zijn eigen telefoon gedeald in cocaïne en MDMA.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij zwaar geweld niet wordt geschuwd. Onschuldige burgers zijn hiervan getuige of soms zelf het slachtoffer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 december 2022. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt van 18 januari 2022. Hieruit komt naar voren dat er geen problemen spelen op diverse leefgebieden. De reclassering vindt de leefsituatie van verdachte stabiel en vindt interventies en toezicht niet nodig.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend is. Omdat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft ondergaan in voorarrest, betekent dit dat hij niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank vindt de oplegging van een contactverbod anders dan de officier van justitie niet nodig.

9.Beslag

Onder verdachte is een telefoon in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst die als
bijlage IIaan dit vonnis is gehecht en die als hier ingevoegd geldt.
Verbeurdverklaring
De in beslaggenomen telefoon behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt deze verbeurdverklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2,10 en 11b van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
Feit 2:
deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 3 (drie) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6116347, Wit, merk: Iphone) (nr. 1)
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2023.
Bijlage I – Tenlastelegging
Aan verdachte,
[verdachte], is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of
MDMA en/of een of meer andere stoffen, in elk geval een of meer middel(en) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, namelijk
het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken
en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA en/of een of
meer andere stoffen, in elk geval een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
Bijlage II – Beslaglijst