3.3.Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Na uitnodiging door een muzikant die zij kent onder de artiestennaam [artiest] , heeft aangeefster [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) een afspraak gemaakt om op 28 mei 2022 naar de [studio] in Amsterdam te komen. Ze zouden daar samen aan muziek gaan werken. Toen aangeefster daar aankwam, heeft [artiest] haar, samen met zijn vriendin, binnen gelaten. Ze zijn met elkaar naar de studioruimte op de eerste verdieping gegaan. Daar was ook producer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aanwezig. Na ongeveer veertig minuten is er een grijze Mercedes met kenteken [kenteken] op de parkeerplaats bij [studio] aangekomen. Kort daarna zijn twee mannen door [artiest] de studio binnengelaten. Zij zijn met elkaar doorgelopen naar de studioruimte op de eerste verdieping. Daar hebben de twee mannen twee op vuurwapens lijkende voorwerpen tevoorschijn gehaald. Eén van de mannen droeg een blauwe tas, waar hij het wapen uithaalde, bij zich en de ander droeg een bivakmuts. [artiest] en zijn vriendin hebben de studioruimte vervolgens na korte tijd verlaten. De twee mannen wilden de telefoon van [benadeelde 1] en haar code hebben. Ook moest zij haar sieraden afgeven. De man die met de tas binnenkwam, heeft het wapen op de grond gericht en een schot gelost. Verder is tegen [benadeelde 1] gezegd dat zij haar zouden doden. De man met de bivakmuts heeft na ongeveer drie minuten de ruimte verlaten en [benadeelde 1] was toen nog alleen met [naam 1] en de man die met de tas was binnengekomen. Deze man is vervolgens ongeveer zeven minuten later met de telefoon en sieraden in zijn bezit weggegaan. Kort daarna heeft [artiest] - via de telefoon van [naam 1] - vanuit de auto nog gebeld met [benadeelde 1] en haar gezegd dat zij haar codes moest geven, anders zou hij haar woning opblazen. [benadeelde 1] heeft geweigerd om haar gegevens af te geven.
Verdachten aanwezig
De rechtbank dient eerst vast te stellen wie de betrokken personen zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat zijn artiestennaam [artiest] is en dat hij [benadeelde 1] via Instagram benaderd had om samen muziek te maken. Vervolgens heeft hij met haar afgesproken in de studio. Hij heeft verklaard dat hij met haar, zijn vriendin [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 1] in de studio aanwezig was. [naam 2] heeft verklaard dat zij een relatie met [artiest] had en dat zij inderdaad aanwezig was. De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is die “ [artiest] ” genoemd wordt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft verklaard dat hij die avond zonder gezichtsbedekking naar de studio is gegaan en dat hij degene is die een blauwe tas bij zich droeg, zowel bij het naar binnen als bij het naar buiten gaan van de studio. De verbalisanten hebben deze persoon in de beschrijving van de camerabeelden aangeduid als NN6. [naam 2] heeft de persoon met de tas, zoals die ook op de beelden te zien is, aangeduid als iemand met de bijnaam “ [bijnaam] ”. Bij een getoonde foto van [medeverdachte 1] heeft zij verklaard dat dit ‘ [bijnaam] ’ is. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] degene is die als de man met de tas wordt aangeduid en in de beschrijving van de camerabeelden wordt aangeduid als NN6.
De persoon met de bivakmuts is in de processen-verbaal over de camerabeelden aangeduid als NN7. Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) beroept zich op zijn zwijgrecht, maar verklaart wel dat zijn artiestennaam [artiestennaam] is. Aangeefster heeft verklaard dat zij die persoon dacht te herkennen als de artiest “ [artiestennaam] ”. Zij herkende hem aan zijn lichte ogen en mond, die goed zichtbaar waren. Ze kende hem van videoclips en had hem wel eens op straat gezien. Ook herkende zij zijn stem, zoals die ook op sociale media te horen is. [naam 2] heeft over NN7 verklaard dat dat iemand met de artiestennaam “ [artiestennaam] ” is. Zij had [artiestennaam] ook al vaker ontmoet. In een getapt telefoongesprek dat verdachte en [naam 2] kort voor de overval hebben gevoerd spraken zij er over ‘dat [artiestennaam] zou komen binnenvallen’. Een verbalisant die onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van [artiestennaam] heeft gezien dat rapper [artiestennaam] in een krantenartikel [medeverdachte 2] wordt genoemd. Deze verbalisant heeft ook vastgesteld dat het uiterlijk van degene op de foto’s op het Instagram-account van [artiestennaam] en dat van [medeverdachte 2] op politiefoto’s hetzelfde is.
Dat [medeverdachte 2] degene is die als NN7 op de beelden is te zien wordt verder ondersteund door de verklaring van [naam 3] (hierna: [naam 3] ), op wiens naam de Mercedes met voornoemd kenteken stond. Zij heeft verklaard dat zij [medeverdachte 2] , die een goede vriend van haar is, en “ [bijnaam] ” die avond in haar auto naar de studio heeft gereden. [medeverdachte 2] en [bijnaam] zijn vervolgens uitgestapt en ongeveer tien minuten weggebleven. [bijnaam] stapte na terugkeer weer bij haar in de auto en [medeverdachte 2] stapte in een andere auto. Op de camerabeelden buiten bij de studio is te zien dat dit de auto met kenteken [kenteken] betrof, welke op naam van [naam 2] stond. Dit was de auto waar verdachte en [naam 2] al in waren gaan zitten nadat zij enkele minuten eerder de studio hadden verlaten.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 2] en [naam 3] . Zij ontlasten zichzelf daarmee niet en zij hebben hun verklaringen (relatief) kort na hun aanhouding, zonder grondige dossierkennis, afgelegd.
Ook de camerabeelden in de hal van de flat van [medeverdachte 2] in [woonplaats] en de camerabeelden bij en in de studio bieden ondersteuning aan de vaststelling dat [medeverdachte 2] NN7 is. [medeverdachte 2] is door een verbalisant herkend op de camerabeelden van die avond bij de flat, waarin hij woont, aan de [adres] . Daar is onder meer te zien dat hij een donkere jas met capuchon draagt. Op die jas zitten stiksels met een specifiek patroon. Ook vallen de schoenen op. Het zijn donkere schoenen met een witte baan onderaan die van voor naar achter toe breder wordt. Ook is de veter van de linkerschoen niet vastgemaakt. Op de beelden die - enkele uren later op dezelfde dag - in de hal beneden in de studio en de hal bovenaan de trap in de studio gemaakt zijn, zijn bij NN7 dezelfde kenmerken aan de jas en schoenen te zien.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat [medeverdachte 2] de persoon is die met de bivakmuts in de studio aanwezig is geweest en in de beschrijving van de beelden wordt aangeduid als NN7.
Bewezenverklaring feit 1 en 2
De rechtbank zal het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal van een telefoon en onder 2 ten laste gelegde medeplegen van poging afpersing van een code en wachtwoord bewezen verklaren. Zij zal concluderen dat het gaat om een voortgezette handeling en om die reden wordt het oordeel ten aanzien van feit 1 en 2 samen besproken.
Feit 1: diefstal van de telefoon
De rechtbank acht bewezen dat de verdachten de telefoon van [benadeelde 1] hebben gestolen en dat daarbij gedreigd is geweld tegen haar te gebruiken.
Verdachte heeft [benadeelde 1] naar de studio gelokt en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de studio binnen gelaten. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens samen met hem de studioruimte binnengegaan. [benadeelde 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn gaan schreeuwen en haar hebben bedreigd. Ze zouden haar neerschieten en doodmaken. Ook heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] haar telefoon meteen heeft afgepakt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij heeft gezegd dat zij haar telefoon moest afgeven en dat hij haar heeft bedreigd. Hij kan echter niet meer precies aangeven hoe het is gegaan. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van [benadeelde 1] en komt tot een bewezenverklaring van diefstal van de telefoon. Zij acht ook bewezen dat daarbij door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bedreigingen zijn geuit.
Partiële vrijspraak eerste, tweede en vierde gedachtestreepje
De rechtbank acht niet bewezen dat het slaan tegen het hoofd van aangeefster is gebeurd ten behoeve van de diefstal van de telefoon. Uit de verklaringen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] aangever heeft geslagen nadat hij de telefoon al had afgepakt. De rechtbank zal verdachte daarvan onder feit 1 vrijspreken.
Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake was van echte vuurwapens zodat verdachte ook zal worden vrijgesproken van de in de tenlastelegging opgenomen geweldshandelingen die daarop zien.
De verklaring van aangeefster dat (ook) [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had, vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De getuige [naam 1] verklaart hier niet eenduidig over. Bovendien kan de rechtbank - voor zover uitgegaan zou worden van de verklaring van [benadeelde 1] - niet met bewijsmiddelen vaststellen dat het een echt vuurwapen betrof. Het voorwerp dat [medeverdachte 2] bij zich gehad zou hebben is in het onderzoek niet aangetroffen en het dossier bevat op dit punt ook geen ander bewijs.
Het tweede wapen zou een automatisch of semi-automatisch kogelgeweer zijn geweest, vastgehouden door [medeverdachte 1] . Naast aangeefster heeft ook getuige [naam 1] verklaard dat hij een wapen bij [medeverdachte 1] heeft gezien. Hij verklaart dat het leek op een wapen uit Afghanistan. Aangeefster omschreef het als een Kalashnikov. [medeverdachte 1] heeft erkend dat hij NN6 op de beelden was en een wapen heeft gebruikt, maar hem zou zijn verteld dat het niet om een echt wapen ging en dat er een losse flodder in zat. Het voorwerp dat [medeverdachte 1] bij zich had, is in het onderzoek niet aangetroffen.
De politie heeft forensisch onderzoek uitgevoerd in onder meer de studioruimte. Zij hebben daar vlak na het voorval een huls aangetroffen. In het proces-verbaal van onderzoek van 8 september 2022 staat dat die huls geen huls van een knalpatroon is, maar dat het om scherpe munitie gaat. Het gaat dus om een huls van een echte (afgevuurde) kogel. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op de grond naast zijn voet richtte toen hij met het voorwerp schoot. Aangeefster heeft verklaard dat hij vlak naast haar schoot. In de studioruimte heeft de forensische opsporing gezocht naar een in-, uit- of doorschot van een scherpe kogel, maar de verbalisanten hebben niets aangetroffen.
Als een scherpe kogel in een besloten ruimte wordt afgevuurd, mag worden aangenomen dat daar sporen van het schot worden aangetroffen. Nu in de studioruimte naast de huls geen enkel spoor van een verschoten kogel is aangetroffen, kan de rechtbank niet vaststellen dat de aangetroffen huls de huls is van een door [medeverdachte 1] op 28 mei 2022 afgeschoten kogel. Op de aangetroffen huls zijn ook geen DNA of andere sporen aangetroffen die erop wijzen dat [medeverdachte 1] de betreffende huls voorhanden heeft gehad. Om deze reden kan op basis van de aangetroffen huls niet worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] een echt vuurwapen voorhanden heeft gehad. In het dossier bevindt zich ook geen andere informatie op basis waarvan die conclusie kan worden getrokken.
Nu in het dossier geen bewijs zit dat de verdachten echte vuurwapens bij zich hebben gehad, kunnen de geweldshandelingen die daarop zien niet bewezen worden verklaard en zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Vrijspraak afpersing (cumulatief/alternatief ten laste gelegd onder 1)
Op basis van het dossier heeft de rechtbank vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] aangeefster heeft gedwongen haar sieraden af te geven. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er niet vooraf is afgesproken om (ook) de sieraden van [benadeelde 1] af te nemen. De rechtbank kan niet vaststellen dat op enige wijze sprake is geweest van een samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] ten aanzien van dit feit. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de afpersing gericht op de sieraden van [benadeelde 1] .
Feit 2: poging afpersing code en wachtwoord
[benadeelde 1] heeft verklaard dat beide mannen de toegangscode van haar telefoon wilden hebben en dat ze haar anders zouden neerschieten of op de woning van haar moeder zouden schieten. Ook heeft [medeverdachte 1] haar tegen haar gezicht geslagen. [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat hij heeft gezegd dat ze de code van haar telefoon moest geven en dat zij niet meewerkte. Hij heeft verklaard dat hij haar toen tegen haar hoofd heeft geslagen en dat haar bril afviel. Aangeefster is na het vertrek van de twee mannen nog gebeld door verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij haar aan de telefoon heeft bedreigd en dat ze de codes van haar telefoon moest geven. In de uitwerking van een getapt telefoongesprek staat - kort gezegd - dat hij heeft gezegd dat ze het wachtwoord van haar telefoon en van haar wallet moest afstaan en dat hij anders haar huis zou opblazen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met anderen geprobeerd heeft [benadeelde 1] af te persen en dat ze daarbij dreigementen hebben geuit en haar hebben geslagen.
Medeplegen
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 als een voortgezette handeling kwalificeren. Het doel van de verdachten was namelijk om toegang te krijgen tot de Bitcoin-account van [benadeelde 1] via haar telefoon. Zij moesten daarvoor dus de telefoon en de codes bemachtigen. De opzet van verdachten voor feit 1 en 2 was op hetzelfde doel gericht en hun handelen ten aanzien van feit 1 en 2 is het gevolg van één wilsbesluit.
De rechtbank acht bewezen dat bij feit 1 en bij feit 2 sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle drie de verdachten. Verdachte heeft [benadeelde 1] naar de studio gelokt. Die afspraak werd enkele dagen van tevoren gemaakt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de avond voor het voorval van het plan had gehoord. Hem werd verteld dat een meisje Bitcoins had en dat hij het meisje bang moest maken. De verdachten hebben van tevoren dus een plan gemaakt en overleg gevoerd over de uitvoering. Uit het tapgesprek volgt dat verdachte kort voor het voorval nog heeft gebeld met één van de ‘overvallers’ om te vragen waar zij waren. Verdachte en [naam 2] spreken er in een getapt telefoongesprek ook over dat [artiestennaam] binnen zal komen vallen en niet bij verdachte zal zijn zodat ‘dat een grotere dekmantel zal zijn’. Verdachte heeft vervolgens die avond nadat één van hen hem een berichtje had gestuurd, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] binnengelaten en naar de studioruimte op de eerste verdieping gebracht. Zij zijn met z’n drieën de studio ingegaan waar aangeefster was. Kort daarna heeft verdachte de studio verlaten en is hij met [naam 2] in haar auto gaan zitten en zijn zij op de parkeerplaats blijven staan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben in de studio samen bedreigingen richting [benadeelde 1] geuit en haar telefoon afgepakt. Ook [medeverdachte 2] , die de studio na verdachte en [naam 2] verlaat, wacht samen met verdachte in de auto van [naam 2] . In een zogenoemd “broekzakgesprek” is te horen dat verdachte zegt dat er geschoten is, dat zij niets hebben aan de telefoon zonder code en dat het wachtwoord van de app nodig is. Vervolgens komt [medeverdachte 1] ook naar buiten, zet de tas met spullen achterin de Mercedes en loopt dan nog even naar de auto waarin verdachte en [medeverdachte 2] zitten. Daarna gaat hij in de Mercedes van [naam 3] zitten. Deze rijdt weg en direct daarna volgt de andere auto met daarin [naam 2] , verdachte en [medeverdachte 2] . Vervolgens belt verdachte naar [naam 1] en zegt dat hij [benadeelde 1] aan de telefoon moet geven. Tegen [benadeelde 1] zegt hij dat ze de code van haar telefoon en het wachtwoord van haar wallet moet afgeven en dat hij anders haar huis zal opblazen. Ongeveer twee minuten na dit gesprek belt verdachte weer met [naam 1] en beveelt hem de telefoon aan [benadeelde 1] te geven, maar dit wordt deze keer geweigerd door [naam 1] .
Uit dit alles blijkt dat er van te voren een plan is gemaakt, er een gezamenlijk doel was en er een gezamenlijke uitvoering van het plan heeft plaatsgevonden. Alle verdachten hebben daarbij een substantiële rol gehad in het gehele feitencomplex van de diefstal met bedreiging van de telefoon en de daaropvolgende poging afpersing in verband met de code van de telefoon en het wachtwoord van de wallet. De rechtbank zal dan ook voor alle verdachten medeplegen van feit 1 en feit 2 bewezen verklaren.